Erfelijk belast(8)
Lockhart had een meer praktische instelling. In zijn ogen was Jessica een engel van stralende schoonheid, voor wie hij met plezier misschien niet zijn eigen leven, maar wel dat van alles dat binnen schootsafstand van zijn krachtigste geweer belandde zou opofferen.
In tegenstelling tot die twee jonge mensen die slechts onuitgesproken verliefd op elkaar waren, wonden de ouderen er minder doekjes om. Na zijn val te hebben opgezet om de zoveelste huishoudster te strikken, wachtte meneer Flawse de reactie van mevrouw Sandicott af. Het duurde langer dan hij had verwacht. Mevrouw Sandicott was geen vrouw die zich liet opjagen en ze had alles zorgvuldig berekend. Eén ding wist ze zeker. Als meneer Flawse Jessica als schoondochter wilde, moest hij haar moeder tot vrouw nemen. Ze bracht dat onderwerp met de nodige voorzichtigheid ter sprake en gebruikte de kwestie van haar financiële toekomst als aanknopingspunt.
‘Als Jessica ooit zou trouwen, zou ik op straat staan,’ zei ze op een avond na het eten.
Meneer Flawse liet zijn opgetogenheid bij het horen van dat nieuwtje blijken door nog een cognac te bestellen. ‘Hoe dat zo, mevrouw?’ vroeg hij.
‘Omdat mijn arme, overleden man alle twaalf huizen in Sandicott Crescent, inclusief het onze, aan mijn dochter heeft nagelaten en ik er niets voor voel bij een pasgetrouwd stel te gaan inwonen.’
Meneer Flawse leefde met haar mee, Hij had lang genoeg met Lockhart in één huis gewoond om de nadelen van het samenwonen met zo’n pummel te kennen. ‘U heeft altijd Flawse Hall nog, mevrouw. Daar bent u meer dan welkom.’
‘Als wat? Als tijdelijke gast, oh had u een meer permanente regeling in gedachten?’
Meneer Flawse aarzelde. Aan de stem van mevrouw Sandicott te horen zou de permanente regeling die hij in gedachten had haar misschien niet erg bevallen. ‘Uw verblijf als gast hoeft niets tijdelijks te hebben, mevrouw. U kunt net zo lang blijven als u wilt.’
Er glinsterde een blik van burgerlijk staal in de ogen van mevrouw Sandicott. ‘En wat denkt u dat de buren daarvan zullen zeggen, meneer Flawse?’
Meneer Flawse aarzelde weer. Het feit dat zijn dichtstbijzijnde buren tien kilometer verderop in Black Pockrington woonden en dat het hem geen moer kon schelen wat ze zeiden, had hem al teveel huishoudsters gekost en zou mevrouw Sandicott waarschijnlijk niet aanspreken.
‘Ze zullen het best begrijpen,’ draaide hij eromheen.
Maar mevrouw Sandicott liet zich niet met begrip afschepen. ‘Ik moet aan m’n reputatie denken,’ zei ze. ‘Ik kan onmogelijk alleen met een man in één huis wonen als mijn verblijf geen juridische sanctie heeft.’
‘Juridische sanctie, mevrouw?’ zei meneer Flawse, die een teug cognac nam om zijn zenuwen te kalmeren. Dat stomme mens deed hem een huwelijksaanzoek.
‘U weet best wat ik bedoel,’ zei mevrouw Sandicott. Meneer Flawse zweeg. Het ultimatum was maar al te duidelijk.
‘Dus als het jonge paar zou trouwen, ’ ging ze meedogenloos verder, ‘en ik herhaal “als”, dan vind ik dat we onze eigen toekomst ook eens nader moeten beschouwen.’
Dat deed meneer Flawse maar het bleef een onzekere toekomst. Mevrouw Sandicott was niet geheel onaantrekkelijk. In zijn slaperige fantasieën had hij haar al uitgekleed en haar mollige lichaam beviel hem opperbest. Aan de andere kant hadden vrouwen ook nadelen. Ze hadden de neiging de baas te spelen en hoewel je een bazige huishoudster kon ontslaan, was dat met een bazige vrouw onmogelijk en ondanks haar eerbiedige gedrag leek mevrouw Sandicott hem een resoluut iemand. De rest van zijn leven doorbrengen met een resolute vrouw was meer dan hij verwacht had, maar als dat betekende dat hij zo die bastaard Lockhart kon lozen, was het misschien het risico waard. Bovendien had je de kans dat de geïsoleerde ligging van Flawse Hall zelfs de meest resolute vrouw klein zou krijgen en hij had een bondgenoot in de persoon van Dodd. Ja, Dodd was duidelijk een bondgenoot en Dodd was een vindingrijk iemand. En je kon een vrouw misschien niet ontslaan, maar een vrouw kon ook niet zomaar haar biezen pakken, zoals een huishoudster. Meneer Flawse glimlachte in zijn glas cognac en knikte.
‘Mevrouw Sandicott,’ zei hij met ongebruikelijke familiairheid, ‘heb ik gelijk als ik denk dat u er niet onwelwillend tegenover staat uw naam te veranderen in mevrouw Flawse?’
Dat bevestigde mevrouw Sandicott met een stralende glimlach. ‘Het zou me heel gelukkig maken, meneer Flawse,’ zei ze en pakte zijn gevlekte hand.
‘Sta me dan toe u gelukkig te maken, mevrouw,’ zei de oude heer, met de onuitgesproken gedachte dat, als hij haar eenmaal in Flawse Hall had, ze zou merken wat geluk was - of niet. Alsof ze de aanstaande verbintenis tussen de twee families wilde vieren, zette de band een foxtrot in. Toen die was afgelopen kwam meneer Flawse op meer praktische zaken terug.