Een zee van verlangen(171)
Roger deed zijn privé-vertrek op slot, schoof de grendel voor de voordeur en zette de luiken vast. ‘We kunnen bij een glas port bespreken waar ik jullie mee naartoe zal nemen, dus loop alsjeblieft niet weg terwijl ik die ga halen, dames. Mochten jullie het tóch wagen, dan beloof ik je dat jullie die ongehoorzaamheid hevig zullen berouwen. Ik heb een wreed instrumentje, dat een prikkelroede wordt genoemd. De scherpe metalen punten aan het eind ervan scheuren de huid van je rug.’
Hij verdween en kwam na een tijdje terug met drie roemers. Tussen de vingers van één hand hield hij de stelen van twee roemers vast, terwijl hij een derde aan zijn lippen bracht en op zijn gemak eruit dronk. Hij hield de slok even in zijn mond en rolde met zijn ogen alsof hij hemelse vreugde genoot, en glimlachte toen hij de drank ten slotte doorslikte.
‘Goddelijk, al zeg ik het zelf,’ pochte hij.
Hij stak zijn hand met de twee glazen uit naar Pandora. Ze durfde niet te weigeren en pakte er een aan.
‘Je hoeft niet zo bang te zijn, liefje. Drink de port. Die zal je moed geven. Wie weet? Misschien krijg ik wel medelijden met je en maak ik af waarmee ik eerder begonnen ben. Mijn vrouw kan wel een paar lesjes gebruiken in de kunst hoe je een klant gelukkig moet maken, voor ze gedwongen wordt aan diverse verzoeken gehoor te geven.’
Roger ging voor Felicity staan en bood haar het laatste glas aan. ‘Je bent echt heel mooi, liefje,’ peinsde hij hardop, terwijl hij haar wang liefkoosde. ‘Het zal me aan het hart gaan om je mee naar Londen te moeten nemen. Per slot van rekening heb ik van je gehouden… op míjn manier… maar natuurlijk niet zoveel als van lady Adriana.’
Pandora slaakte een kreet en keek verrast naar hem op, wat een nieuwsgierige glimlach bij de molenaar wekte. Onmiddellijk sloeg ze haar ogen neer.
‘Ah, het schijnt dat je bekend bent met lady Adriana. Hoe?’ Toen ze geen antwoord gaf, boog hij zich naar haar toe en schreeuwde: ‘Hoe ken je baar, sloerie? Je bent niet eens van adel!’
‘L-lord Col-Colton. Ik heb hem… een tijdje… gekend.’
‘Ik neem aan dat dat was voordat hij terugkwam en met de mooie Adriana trouwde…’
‘J-ja, ik heb haar p-pas gisteren ontm-moet, of misschien eergisteren. Ik k-kan het me n-niet herinneren,’ stotterde Pandora. ‘Ik heb haar n-nooit gezien of v-van haar g-gehoord tot ik eergisteren naar Randwulf Manor ging.’
‘Een vorstelijke schoonheid, hè?’ zei Roger peinzend. ‘Ik had bijna van haar lichaam geprofiteerd, maar de lord stoorde me voor ik mezelf aan haar kon opdringen. Natuurlijk zal ik nooit vergeten hoe ze me geslagen heeft voordat hij kwam. Binnenkort, heel binnenkort, zal ik haar laten bloeden en me om genade laten smeken, en dan zal ik haar alles laten doen wat ik wil. Ze zal er spijt van krijgen dat ze me toen niet mijn gang heeft laten gaan.’
Felicity keek van terzijde naar Pandora toen de bevende vrouw het wijnglas aan haar lippen bracht. Even wisselden ze een blik uit, en Felicity schudde waarschuwend haar hoofd. Roger boog zich met een glimlach naar haar toe.
‘Wat is er, liefje? Ben je jaloers?’ Hij meesmuilde. ‘Dat hoeft niet. Die meid betekent niets voor me, gewoon een speeltje om de avond mee door te komen. Ik zou bij jou zijn teruggekomen als ik genoeg van haar had. En dat zou niet lang meer geduurd hebben, geloof me. Dat voortdurende gejank en gesmeek werkte op mijn zenuwen.’
‘Wil je me werkelijk naar een bordeel in Londen brengen, Roger?’ vroeg Felicity. Ze was verbaasd dat ze de woorden uit haar mond kon krijgen. Ze was nog nooit in haar leven zó bang geweest. ‘Dat zou waarschijnlijk betekenen dat ik het kind zou verliezen.’
Hij wuifde achteloos met zijn hand, alsof het iets was waar hij niets mee te maken had. ‘Ik geef niet om kinderen, maar jou zal ik tot op zekere hoogte missen. Ik houd van mooie vrouwen, en jij bent een van de mooiste, dat moet ik toegeven.’
‘Maar niet te vergelijken met lady Adriana,’ zei ze nijdig, alsof dat haar werkelijk ergerde.
‘O, ik zie dat je écht jaloers bent, mevrouw Elston,’ kraaide hij, en grinnikte alsof dat idee hem amuseerde. ‘Je was beslist jaloers toen lord Colton zijn aandacht op haar richtte, nietwaar? O, ik weet dat je die man adoreerde, kindlief, maar een dezer dagen zal het hem spijten dat hij ooit uit de oorlog is teruggekeerd. Ik ben van plan zijn ballen aan een spies te roosteren, en dan zal ik Adriana bestijgen zo vaak ik maar wil, terwijl hij moet toekijken. Dat ben ik hem schuldig vóór ik hem vermoord.’
Felicity kon het niet nalaten te vragen: ‘Haat je iedereen, Roger?’
‘O, nee, jou haat ik niet. Adriana ook niet. Heb ik je niet goed behandeld en op mijn manier van je gehouden?’