Een nacht in(13)
‘Toen ik je ontmoette, was ik nog niet de sjeik van Kabuyadir. Natuurlijk wist ik dat ik de titel van mijn vader na zijn dood zou erven, maar destijds was ik nog gewoon Zahir, en dacht ik nog even een zorgeloos bestaan te kunnen leiden. Toen we elkaar die avond ontmoetten, was ik ook in de rouw. Mijn moeder was een maand daarvoor overleden. De sterke gevoelens die ik meteen voor jou koesterde, gaven me de hoop dat ik weer gelukkig zou kunnen worden, ondanks het verlies van mijn moeder. Maar jij weigerde terug te komen, en een paar dagen later holde de gezondheid van mijn vader achteruit en stierf hij ook. Vanaf dat moment was mijn zorgeloze leventje voorbij en moest ik de taken van mijn vader overnemen.’
Gina’s hart ging naar hem uit. Geen wonder dat haar beslissing om niet terug te komen hard was aangekomen. ‘Dus je bent nu drie jaar de sjeik. Ben je inmiddels getrouwd?’
Ook al vreesde ze het antwoord op die vraag, ze móést het weten. Zoals ze haar vader had beloofd, had ze zich de afgelopen drie jaar volledig op haar werk gestort. Na die nacht met Zahir was er geen man meer in haar leven geweest, en haar mannelijke collega’s vonden haar prikkelbaar en koel. De gedachte dat Zahir misschien hertrouwd was en de herinnering aan hun tijd samen had verdrongen, vond ze verschrikkelijk.
‘Nee, ik ben niet getrouwd.’
Haar hart sloeg een slag over. ‘Waarom niet?’
Hij sloeg zijn armen over elkaar, waardoor de aandacht op zijn brede borst werd gevestigd. ‘Een man in mijn positie heeft de plicht om een huwelijk te sluiten dat in het belang is van het koninkrijk. Geloof het of niet, maar onze buurlanden stromen niet bepaald over van de geschikte huwelijkskandidates. Daarom ben ik nog steeds ongetrouwd.’
Gina zweeg even, want er klopte iets niet aan Zahirs redenering. Ze haalde diep adem. ‘Hoe zit het dan met de voorspelling van het Hart van Onverschrokkenheid? Dat de leden van jouw familie voorbestemd zijn om uit liefde te trouwen?’
‘Wat is daarmee?’ Hij fronste zijn voorhoofd.
Zodra Gina over het verhaal gehoord had, was ze ervan in de ban geraakt. Het was zó romantisch dat ze had gehoopt dat de voorspelling was uitgekomen, en dat de eigenaar van het juweel uit liefde was getrouwd. Nu ze ontdekt had dat Zahir de eigenaar was, had ze het gevoel dat ze in een zware storm verzeild was geraakt, die haar voorgoed omver zou blazen.
Ze slikte moeizaam. ‘Betekent het dan niets voor je?’
‘Dat juweel is vervloekt! Generaties lang heeft mijn familie zich laten leiden door die legende, en daarom wil ik van dat ding af.’
Gina staarde hem aan. ‘Verkoop je het dáárom? Omdat je denkt dat het vervloekt is?’
‘De laatste mensen die door dat ding een verdoemd huwelijk aangingen dat eindigde met een vroegtijdig overlijden, waren mijn ouders en Azhar, de man van mijn zus. Die is een paar maanden geleden omgekomen bij een auto-ongeluk. De pech en de rampspoed worden steeds groter. Nu is Farida nog maar een schim van zichzelf. Ze eet en slaapt amper, en heeft alleen contact met mij en de bedienden. Denk je echt dat ik het juweel nu nog wil houden?’
‘Ik vind het heel erg dat jullie zoveel ellende moeten doorstaan, Zahir. Maar je weet vast wel dat het juweel van onschatbare waarde is; er zullen veel mensen zijn die het willen kopen. Maar hoe zit het met je eigen nakomelingen? Jouw kinderen en die van je zus, mocht ze ooit hertrouwen? Vind je niet dat je hun een belangrijk erfstuk afneemt?’
‘Neem me niet kwalijk, maar ik heb je ingehuurd om de herkomst van het juweel vast te stellen, niet om je mening te geven over wat ik ermee moet doen!’ Woest beende hij naar de deur.
‘Het spijt me.’ Ze liep naar hem toe, verscheurd door verdriet. Ze zag dat hij gekwetst was door het verlies van zijn ouders en het feit dat zijn zus zich steeds verder terugtrok in haar eigen wereldje. Ze kreeg de neiging hem te troosten. ‘Als ik je beledigd heb, of gekwetst met wat ik gedaan heb, dan spijt me dat oprecht. Kun je het me vergeven?’
Met zijn hand op de deurklink bleef hij staan. Zijn donkere ogen werden nog duisterder.
‘Dat zal moeilijk worden. Maar ik wil je wel vragen om in het bijzijn van Farida, mijn zusje, het juweel niet ter sprake te brengen. Ze zou alleen maar overstuur raken als ze erachter kwam dat ik het wil verkopen.’
‘Wat moet ik dan zeggen als ze vraagt wat ik hier doe?’
Zahir zuchtte. ‘Het paleis staat vol met prachtige kunst. Zeg maar dat jullie een inventarislijst voor me opmaken van de kostbaarste voorwerpen, net zoals je voor Mrs. Hussein hebt gedaan.’
‘Dat zal ik doen, maar je moet wel weten dat ik het niet prettig vind om te liegen.’
Zahir kwam dichter bij haar staan, en zijn mannelijke geur met een vleugje sandelhout en agarhout drong haar neusgaten binnen. Die ingrediënten waren hier erg duur, wist ze.