Reading Online Novel

Dubbel bedrog(14)





Megan hoorde het geluid van een auto die voor het hek remde, en het bonzen in haar hoofd werd meteen heviger. Ze gluurde door een spleet tussen de jaloezieën van de woonkamer. Haar maag trok zich samen bij de gedachte dat er weer een verslaggever op de oprijlaan parkeerde.

De auto was een rode Ford Freestyle, niet een van die rondrijdende busjes met tv-satelliet die haar al anderhalve dag irriteerden. Helaas betekende de afwezigheid van een televisieantenne niet noodzakelijkerwijs goed nieuws. Ze had ontdekt dat de geschreven pers net zo agressief kon zijn als de collega’s in de ether.

Haar shirt in haar jeans stoppend, bereidde ze zich er mentaal op voor naar buiten te gaan en voor de zoveelste keer te herhalen dat ze geen commentaar had. De truc, zo had ze ontdekt, was de journalisten te onderscheppen voordat ze op de deur klopten en haar moeder lastigvielen. De volgende truc, nog moeilijker, was ze kwijt te raken zonder haar geduld te verliezen en ze zo toch van sappig uitzendmateriaal te voorzien.

Een lange man in een grijs pak stapte uit de auto. Zijn dikke lichtbruine haar waaide op in het late middagbriesje, en zijn das hing losjes over de openstaande kraag van zijn overhemd. De zon scheen door het raam in Megans ogen, en daardoor duurde het een seconde voordat ze haar broer herkende.

‘Liam!’ Ze rende het huis uit en vloog de treden van de veranda af, de honden blaffend op haar hielen. ‘Liam!’ Ze wierp zich in zijn armen, omhelsde hem zo stevig als ze kon en liet zich meevoeren door haar emoties.

Normaliter was Liam al niet wat je noemde een hartelijk knuffelbeest, en ze voelde zijn korte aarzeling voordat hij haar op zijn beurt omhelsde. Ondanks zijn gereserveerdheid klonk zijn stem echter liefhebbend. ‘Hoi, broekie. Je ziet er prima uit, vooral gezien de hele toestand hier.’

Hij gaf Bruno en Belle klopjes. De honden duwden hun snuiten tegen zijn benen en jankten extatisch, hun staarten wild heen en weer slaand. ‘Hoe gaat het ermee, Meggie?’

‘Veel beter nu jij er bent.’ Megan was niet alleen dol op Liam, ze aanbad hem al als haar held sinds ze drie was en haar destijds twaalfjarige grote broer haar geduldig rondleidde op de pony die ze voor haar verjaardag van haar vader had gekregen. Ze kende hem echter niet zo goed als ze graag zou willen. Door het leeftijdsverschil van negen jaar was Liam al gaan studeren tegen de tijd dat ze in de vierde klas had gezeten, en hij kwam niet vaak thuis. Hij woonde in Denver, en daar was ze zo vaak ze kon bij hem op bezoek gegaan, maar altijd had ze een soort barrière gevoeld waardoor ze gevoelsmatig niet erg dicht bij hem in de buurt kon komen. Ondanks dat was hun onderlinge band voor haar erg belangrijk. Ze nam aan dat het voor Liam al net zo belangrijk was, ondanks het feit dat hij dat niet echt toonde.

‘Het is echt heerlijk je te zien.’ Tot haar verlegenheid klonk haar stem schor van emotie. ‘Ik wist eigenlijk niet hoe erg ik je nodig had tot ik je uit je auto zag stappen.’

Liam woelde door haar haren. Het was niets voor hem, maar hij kuste haar op haar voorhoofd, een plekje waar hij goed bij kon aangezien hij minstens vijfentwintig centimeter langer was dan zij. ‘Ik had nooit verwacht mijn kleine zusje nog eens te horen zeggen dat ze me nodig heeft.’

‘Het waren een paar vreselijke dagen,’ zei Megan.

‘Dat kan ik me voorstellen.’ Liams woorden klonken eerder ironisch dan meelevend, maar daarna legde hij een vinger onder haar kin en hief haar gezicht naar hem op. Met zijn duim streek hij de tranen weg die uit haar ogen bleven opwellen ondanks haar pogingen om ze tegen te houden. In tegenstelling tot haar broer gaf ze toe aan haar emoties, die haar bij de minste of geringste aanleiding al overspoelden.

Hij wist best dat ze een hekel had aan haar eigen snelle tranen, en tactvol bukte hij om wat aandacht aan de honden te geven zodat Megan weer tot zichzelf kon komen. ‘Hoi, Bruno, hoi, Belle. Zeg, het spijt me dat ik het moet zeggen, maar jullie worden echt te dik, hoor.’

De honden trokken zich niets aan van die belediging en likten onstuimig zijn handen. Het was duidelijk dat ze zich hem nog uitstekend herinnerden, ook al was het meer dan twee jaar geleden dat ze hem voor het laatst hadden gezien.

‘Ja, ja, jullie zijn braaf, allebei, maar nu wil ik graag mijn handen terug.’ Hij knipte met zijn vingers en wees naar de grond. De honden, die Megans bevelen onveranderlijk als niet meer dan speelse suggesties beschouwden, gehoorzaamden meteen. Ze gingen zitten met hun voorpoten op Liams schoenen, hun enthousiasme om zijn terugkeer tonend door luid te hijgen, tong uit de bek.

Liam richtte zijn aandacht weer op Megan. ‘Het spijt me dat ik niet eerder kon komen, kleintje.’

‘Dat geeft niet…’

‘Toch wel. Zoals gewoonlijk was ik niet bereikbaar toen je me nodig had.’ Hij deed zijn das af en stopte die in zijn jaszak. ‘Maar niet omdat ik je niet wilde zien, Megan.’