Drift(51)
‘Voor pa.’
‘Net alsof hij nóg wat extra kan gebruiken’ zei Fien. ‘Zal ik de borden meenemen?’
‘Graag,’ zei Nick.
Fien stapte de kombuis uit.
‘Deze is voor jou.’
Hij gaf het bord aan zijn broer.
‘Nu ik nog.’
Fiens schreeuw schetterde over het water. Op het dek kletterden de borden kapot.
Stef schoof zijn bord op het aanrecht en stoof het trappetje op naar het achterdek. Hij sloeg zijn hand voor zijn mond. Nick stond hijgend naast hem.
Naast Kraus’ benen lagen scherven en dampende rijst.
Stef drukte twee vingers in zijn vaders hals. ‘Hij leeft. Bel 112.’
Nick greep zijn telefoon uit zijn broekzak en toetste het alarmnummer. ‘Een ambulance, mijn vader is bewusteloos.’ Nick noemde het adres. ‘Nee, hij heeft geen hoofdwond. Hij bloedt ook niet.’
Hij kreeg instructie.
‘Pa moet in de stabiele zijligging worden gelegd. Anders kan hij stikken.’
Twee uur later zat Kraus rechtop in bed, in een kamer op de tweede verdieping van het Medisch Centrum Alkmaar. Hij dronk een kop thee.
‘Een hypo.’
Stef en Nick zaten op houten stoelen naast het bed.
‘Te lage bloedsuikerspiegel. Waarschijnlijk heb ik diabetes type 2, maar dat moet verder onderzoek uitwijzen. Als jullie me niet gevonden hadden, zou ik het niet overleefd hebben.’
‘Ik heb Fien nog nooit zo hard horen schreeuwen,’ zei Stef.
‘Waar is ze?’ vroeg Kraus.
‘Naar huis.’
‘Heb je je moeder gebeld?’
‘Ze komt straks, tijdens het bezoekuur.’
‘Hoe lang moet je blijven?’ wilde Nick weten.
‘In ieder geval tot en met maandag. Dan krijg ik wat onderzoeken. Morgen, op zondag, doen ze niets. Ik baal ervan, want we zitten midden in een heftig moordonderzoek. Maandagochtend is de autopsie. Niet dat ik erbij wil zijn, maar de gegevens kunnen ons helpen de dader te vinden. Het zou me niks verbazen als…’
‘Heb je nooit iets gemerkt?’ onderbrak Nick zijn vader.
‘Waarvan?’
‘Dat je ziek bent.’
‘Ik had de laatste tijd vaak dorst en moest veel naar de wc.’
‘En je werd soms snel boos. Dat hoort ook bij de ziekte.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Even opgezocht.’
‘Vlak voordat ik flauwviel, voelde ik me niet lekker: ik zweette, had hoofdpijn en mijn handen trilden. De arts vertelde me dat ik waarschijnlijk de rest van mijn leven druivensuiker bij me moet hebben. Als jullie me ooit nog eens bewusteloos vinden, moeten jullie een klodder jam in mijn mond smeren. En dan als de sodemieter 112 bellen.’