Drift(129)
‘Getuned zeker?’
‘Klopt.’
‘Voorwielaandrijving met 230 pk. Dat is veel te veel. Echt snelle auto’s hebben achterwielaandrijving.’
‘Wilt u beweren dat deze auto niet snel is?’
‘Man, maak u niet druk. Kruip in die bolide en druk op die knop van u,’ zei Kraus.
De man zette een knie op de sportstoel en leunde voorover. De twee knopen van zijn kontzakken ontbraken. Kraus hoorde een tik.
‘Open.’ De man wurmde zich uit de auto. Hij tilde de klep op en Kraus keek in de minuscule kofferruimte waarin de meeste ruimte ingenomen werd door het reservewiel.
‘Handig, zo’n miniruimte,’ zei Kraus. ‘Er kan nog geen kratje bier in.’
‘Ik drink geen bier.’
De agent kwam terug en gaf het kentekenbewijs aan Mahinovic.
‘De auto is oké.’
‘Vanmiddag komt u op het bureau in Alkmaar uw rijbewijs laten zien,’ zei Mahinovic.
‘Dat is in totaal vier uur rijden.’
‘U rijdt vast graag in die zescilinder Turbo van u. Zo niet, dan laat u de wagen hier staan.’
De man wilde nog protesteren, maar Kraus zei: ‘Start die bolide, rijd naar huis en kom eind van de middag terug. Tot dan.’
De man startte de Alfa. Met een diepe brom reed de auto weg.
Mahinovic’ telefoon piepte. Ze nam op en luisterde.
‘Het benedendek is leeg. Niets bijzonders gevonden. Een paar pubers met iets te veel wiet. Ze zaten stoned achter in de auto.’
‘Dan rest ons de lijkwagen.’
Kraus keek in de Cadillac. De chauffeur had de rugleuning naar achteren geplaatst. Hij zat onderuitgezakt met zijn uniformpet over zijn gezicht geschoven.
‘Die slaapt,’ zei Kraus. ‘Gelijk heeft hij.’
Mahinovic tikte met de ring van haar rechterhand op het glas, maar de man bewoog niet. Kraus opende de deur van de Cadillac, tilde de pet op en schudde aan de schouder van de man, die met een schok overeind kwam. Zijn gezicht verstrakte in een pijnlijke grijns.
‘U doet me pijn,’ zei hij.
‘Pijn?’
‘Mijn linkerarm is geblesseerd. Ik ben vorige week van mijn paard gevallen.’
‘Kunt u dan wel rijden?’
‘Automaat. Zeer soepele stuurbekrachtiging.’
‘Uw rijbewijs en kentekenbewijs graag,’ zei Mahinovic.
De man overhandigde de papieren.
‘U vervoert een dode?’ vroeg Kraus.
‘Klopt. Vanmorgen heb ik een oude vrouw opgehaald in Den Burg. Haar laatste wens was om in Amsterdam begraven te worden.’