Reading Online Novel

De toneelclub(10)



Rogier had zijn ogen ook gesloten en aaide Fred over zijn rug. Hij leek zich niet meer bewust van haar aanwezigheid. De hoogste tijd om op te stappen. Met grote happen werkte ze haar taart weg.

‘Nou, bedankt voor de koffie en de taart,’ zei ze na de laatste hap zo opgewekt mogelijk. ‘Ik ga er weer vandoor.’

Rogier knikte kort en ging verder met de liefkozing van Fred, die hij tegen zijn borst geklemd hield. ‘Dag Elin.’

Toen ze de deur van Rogiers appartement achter zich dichttrok, ging die meteen weer open. Rogier stak zijn hoofd door de opening. ‘Fijn dat je even wilde komen,’ zei hij en hij grijnsde breed voordat hij zijn hoofd weer terugtrok en de deur sloot.





13


Het rook er muf. Een merkwaardige mengeling van oud stof, beton en kruidnagelthee. De thee die er al jaren stond, maar niet weggegooid mocht worden omdat Daniëls moeder hem zo lekker vond. In het donker kon ze de planken van de voorraadkast niet zien, maar wel voelen. De pakken toiletpapier, keukenrollen en de schoonmaakmiddelen op de onderste plank, daarboven de blikken soep, ragout en knakworstjes en helemaal bovenin de pakken koek, nootjes en chips. Ze zou in ieder geval niet omkomen van de honger.

Ze was moe van het staan en ging weer zitten. De betonnen vloer voelde koud. De theedoek die ze had neergelegd maakte haast geen verschil. Op haar horloge kijken had geen zin; het was te donker. Ze schatte dat ze hier nu een uur of vier zat. Nog niet zo lang als de laatste keer, maar lang genoeg. Ergens sloeg een deur dicht. Ze hield haar adem in en luisterde naar de voetstappen die de trap op kwamen. Nog een trap en nog een. Vlakbij hielden ze halt. Een rammelende sleutelbos. Ja, dat was Daniël. Haar hart sloeg over.

Ze ging staan en wachtte tot hij de hal in kwam en de deur had gesloten.

‘Daniël?’ begon ze voorzichtig.

Geen antwoord. Ze hoorde dat hij stil bleef staan om naar haar te luisteren.

‘Daniël, ik heb het zo koud. Het heeft nu toch wel lang genoeg geduurd? Laat me er maar uit, dan kunnen we samen eten en tv kijken, oké? Zal ik iets lekker maken? Of zullen we Chinees halen?’

Ze hoorde dat hij zijn jas ophing, de kamer in liep en de deur achter zich sloot.

‘Daniël!’ riep ze nu hard. ‘Laat me hier niet zitten!’

Snelle voetstappen en de kamerdeur ging weer open. ‘Stil!’ siste hij. ‘Je blijft daar, dat heb je aan jezelf te danken. En nu houdt je je kop dicht, ik wil je niet meer horen!’

Ze hoorde dat hij de tv aanzette met het volume flink hoog.

‘Nee, ik wil dit niet. Niet hier de hele nacht.’ Ze bonkte tegen de deur, maar durfde niet te roepen. Laat me er uit, laat me er uit, laat me er uit, laat me er uit...

Ze schrok wakker en schoot omhoog. Door de plotse beweging klotste het water over de badrand. Het duurde een paar tellen voor ze besefte waar ze was: in bad, in haar eigen badkamer, in haar nieuwe appartement. Daniël was hier niet. Ze zuchtte van opluchting, sloeg haar handen voor haar gezicht en begon hard te huilen. ‘Het was maar een droom,’ snikte ze. ‘Het was maar een droom.’ Tegelijkertijd wist ze dat dat niet zo was.

Toen ze samenwoonden had Daniël haar meerdere keren opgesloten in de voorraadkast. Eerst een paar uur, maar later langer en één keer zelfs een hele nacht. Altijd had ze het aan zichzelf te danken gehad. Tenminste, dat was Daniëls uitleg. Ze was te lang weggebleven tijdens het winkelen, ze was gaan lunchen met twee schoolvriendinnen en had hem niet meegevraagd, ze had niet gebeld toen haar doktersafspraak uitliep en ze een uur later thuiskwam. ‘Ik kan je niet vertrouwen,’ zei Daniël dan, steeds beheerst en rustig. ‘Als je me niet vertelt waar je bent en met wie, kan ik je niet beschermen. Dat begrijp je toch wel? Er kan van alles met je gebeuren. Ik moet altijd weten waar je bent. En je mag nooit liegen. Nooit.’

Ze had hem geloofd. Als ze er nu aan terugdacht, schaamde ze zich dood, maar ze had hem geloofd. Haar overweldigende liefde voor de knappe, serieuze jongen op het honkbalveld had haar blind gemaakt voor de wandaden van de zieke man die hij geworden was.





14


De tweede repetitieavond in De Oude Haven begon met een bijzonder spel. Alle spelers stonden schouder aan schouder in een kring met hun ogen dicht. Tristan liep om de kring heen en sprak hen op zachte toon toe. ‘We kennen elkaar nog niet zo goed, maar moeten toch als een hechte groep samenspelen. Dus is het van groot belang dat we ons hier veilig voelen. We zitten in dezelfde schuit en moeten elkaar steunen in het spelproces. Weet dat je hier geen fouten kunt maken.’

Hij klapte kort in zijn handen. ‘Doe je ogen maar open, dan leg ik de eerste oefening uit. Om beurten vraag ik jullie in het midden van de kring te gaan staan. Je sluit je ogen en ik draai je een paar keer om je as. De bedoeling is dan dat je jezelf laat vallen. Naar voren, achteren of naar opzij, dat is aan jou. Het gaat erom dat je jezelf niet tegenhoudt maar erop vertrouwt dat je medespelers je zullen opvangen. Zij duwen je weer recht, zodat je je opnieuw kunt laten vallen. Als je dat een paar keer doet, ervaar je dat je van deze groep mensen op aankunt. Dat je hier veilig bent. Is dat duidelijk voor iedereen?’ Er klonk instemmend gemompel.