De toneelclub
1
Ze wist het meteen: dit was het, hier moest ze zijn. Haar nieuwe thuis. Een groot, leeg appartement met strak witte muren, een hoog plafond en heel veel licht dat in bundels zonnestralen door twee ramen naar binnen bulkte. Ze liep naar het eerste raam en zag onder zich de winkelstraat. Mensen met tassen, de jas over de arm, want het was onverwacht warm geworden, slenterden de winkels in en uit. Auto’s cirkelden traag rondjes, op zoek naar een parkeerplaats. Niemand leek haast te hebben. Aan de overkant van de straat, boven de winkels, waren ook appartementen gebouwd. Ze zag de ramen recht tegenover haar openstaan. Een wit gordijn bewoog licht. Maar het was te ver om daarachter iets of iemand te kunnen onderscheiden. En daarmee ook te ver om gezien te worden. Een intens geluksgevoel overviel haar. Het maakte haar duizelig en ze moest zich vasthouden aan de vensterbank om te kunnen blijven staan.
‘En Elin, wat vind je ervan?’
Ze draaide zich om en zag het vragende gezicht van de makelaar, de sleutels waarmee hij net de deur had geopend nog in zijn hand.
‘Doen.’
‘Mooi zo! Dan feliciteer ik je met je nieuwe woning.’
‘Dank je wel.’ Met rode wangen van opwinding schudde ze zijn uitgestoken hand.
‘Ik zal het papierwerk direct voor je in orde maken.’
Trrrrr trrrr. Vanuit zijn binnenzak haalde hij een piepklein mobieltje tevoorschijn. ‘O, dat is de zaak. Excuseer me even.’
Ze knikte en wachtte tot hij de deur achter zich had dichtgetrokken. Toen sloot ze haar ogen en zoog haar longen vol lucht. Haar eigen appartement. Ze kon wel juichen. Een nieuw begin! Een eigen huis in deze heerlijke onbekende maar veelbelovende stad. Ze zou mensen leren kennen, plekjes ontdekken, een nieuwe hobby oppakken. Het voelde goed. ‘Dit gaat lukken, Elin,’ zei ze zacht, ‘niemand houdt je nu nog tegen.’
2
‘Ik weet zeker dat het onwijs leuk wordt,’ zei Pascalle, driftig schuddend met een bus slagroom om er nog een laatste beetje uit te krijgen. ‘Parijs is een geweldige stad! Oké, het huisje van Laurent is nogal mini en ik moet een baan zien te vinden, maar desnoods ga ik ergens achter de bar staan. Bier tappen en wijn schenken, hoe moeilijk kan het zijn?’
‘Natuurlijk, je vindt vast snel iets. En als het niets wordt, kun je altijd nog bij mij intrekken. Plek zat.’
Elin keek naar haar vriendin die een gigantisch stuk aardbeienvlaai met slagroom in haar mond propte, haar tweede. Dat hoefde zijzelf niet te proberen; bij haar vlogen de kilo’s er al aan als ze alleen maar aan de vlaai róók. Daar had Pascalle geen last van, onder haar skinny jeans en een strak paars truitje was geen vetrol te bekennen. Irritant. Ze zou soms willen dat haar vriendin er iets minder goed uitzag. Pascalle was ook de enige vrouw die ze kende die glansrijk wegkwam met kort haar. In eigenwijze plukken piekte het alle kanten uit, en vreemd genoeg stond dat nog charmant ook. Elin streek door haar eigen lange haar, dat ze elke ochtend zeker een kwartier moest föhnen om te voorkomen dat het in de loop van de dag pluizig werd. Ze zuchtte. Pascalle was haar beste vriendin en ondanks de steek van jaloezie die ze soms voelde over haar te leuke voorkomen, zag ze haar niet graag vertrekken. Ze had het niet met zoveel woorden gezegd, maar in haar keuze voor deze stad had Pascalle een behoorlijk grote rol gespeeld. Het was een geruststellende gedachte geweest een nieuw leven op te bouwen in een vreemde stad waar tenminste één persoon woonde die ze al kende en die ze kon vertrouwen. Maar net toen ze haar appartement had gekocht, vroeg Laurent Pascalle naar Parijs te komen; en dat deed Pascalle maar al te graag. Erg jammer, maar Elin had er niets van gezegd. De verhuizing naar deze stad was een stoere move geweest die haar het gevoel gaf de teugels na lange tijd weer een beetje in handen te hebben. En dat gevoel wilde ze niet afzwakken door toe te geven dat ze het opeens een stuk minder aantrekkelijk vond nu Pascalle wegging. Bovendien zou het geen effect hebben; haar vriendin was toch niet tegen te houden.
Ze keek om zich heen. Pas drie weken geleden had ze de sleutel gekregen, maar ze had er al een sfeervol huis van weten te maken. De planken op de vloer, het stoere vloerkleed en de muur die Pascalle in een zachtbruine tint had geverfd, zorgden voor een warme uitstraling. De bank had grote kussens om lekker in weg te zakken. Achter de bank sierde een boekenkast de muur en in de hoek was plaats genoeg voor een vierkante eettafel met vier stoelen. De stoelen kwamen van de zolder van haar moeder. Ze had ze geschuurd en opnieuw gelakt. Het resultaat mocht er zijn. Vandaag was Pascalle komen helpen met ‘het puntje op de i’, zoals ze het zelf noemde: het kopen en naar boven slepen van een enorme palmvaren, die nu stond te pronken in de hoek naast de bank.