1
Het he den, enkele jaren later
VIKTOR LARENZ HAD NOOIT GEDACHT DAT HIJ HET ZELF NOG eens van de andere kant zou meemaken. Vroeger was de kale eenpersoonskamer in de Weddinger kliniek voor psychosomatische trauma’s bestemd geweest voor zijn ernstigste patiënten. Nu lag hij zelf in het hydraulisch verstelbare ziekenhuisbed en waren zijn armen en benen met grijze, halfelastische banden aan het bed vastgemaakt.
Er was niemand op bezoek gekomen; geen vrienden, ex-collega’s of familie. Zijn enige afwisseling, afgezien van het patroon van het vergeelde rauhfaserbehang, de versleten bruine gordijnen en het door vochtplekken ontsierde plafond, waren de bezoekjes van dr. Martin Roth, de jonge chef-arts, die twee keer per dag bij hem kwam kijken. Niemand had bij de directie van de psychiatrische inrichting een aanvraag ingediend om hem te mogen bezoeken. Zelfs Isabell niet. Viktor had het van dr. Roth gehoord en hij kon het zijn vrouw niet kwalijk nemen. Niet na alles wat er was voorgevallen.
‘Hoe lang is het nu geleden dat ik van de medicijnen af ben?’
De arts controleerde net het infuus met de elektrolytzoutoplossing dat naast het hoofdeinde van het bed aan een metalen driepoot hing. ‘Ongeveer drie weken, dr. Larenz.’
Viktor kon het waarderen dat de dokter hem nog steeds met zijn titel aansprak. In al hun gesprekken van de afgelopen dagen had dr. Roth hem met het grootst mogelijke respect behandeld.
‘En sinds wanneer ben ik weer aanspreekbaar?’
‘Sinds negen dagen.’
‘Aha.’ Hij zweeg een ogenblik.
‘En wanneer kan ik naar huis?’
Viktor zag dat dr. Roth moest glimlachen om die poging tot humor. Ze wisten allebei dat hij nooit meer hier – of uit een vergelijkbare beveiligde inrichting – vandaan zou komen.
Viktor keek naar zijn handen en trok zachtjes aan zijn boeien. Blijkbaar was de kliniek door schade en schande wijs geworden. Al bij zijn aankomst hadden ze hem zijn riem en zijn schoenveters afgenomen. En in de badkamer was zelfs de spiegel weggehaald. Twee keer per dag werd hij nu onder bewaking naar de wc gebracht, zonder dat hij kon zien of hij er echt zo ellendig uitzag als hij zich voelde. Vroeger was hij een knappe verschijning geweest, met brede schouders, dik haar en een opvallend goede conditie voor een man van zijn leeftijd. Daar was nu niet veel meer van over.
‘Zeg eens eerlijk, dr. Roth, wat voelt u als u mij hier ziet liggen?’
De chef-arts ontweek weer oogcontact met Viktor en pakte het klembord dat aan het voeteneinde van het bed hing. Het was duidelijk dat hij over zijn antwoord nadacht. Medelijden? Bezorgdheid?
Dr. Roth koos voor de waarheid. ‘Angst.’
‘Omdat u bang bent dat u net zoiets zou kunnen overkomen?’
‘Vindt u dat egoïstisch?’
‘Nee. U zegt het eerlijk, en daar ben ik blij om. Bovendien ligt het voor de hand. Omdat we bepaalde dingen gemeen hebben.’
Dr. Roth knikte slechts.
Hoe verschillend de situatie van de twee mannen ook was, toch waren er ook overeenkomsten in hun leven. Ze waren allebei opgegroeid als enig kind, in een beschermde omgeving in een goede buurt van Berlijn, Larenz als zoon van een oude, in ondernemingsrecht gespecialiseerde advocatenfamilie in Wannsee, Roth als het troetelkind van twee handchirurgen in Westend. Ze hadden allebei medicijnen gestudeerd aan de Freie Universität in Dahlem en van hun ouders het familielandhuis en een niet onaanzienlijk vermogen geërfd, waardoor ze financieel onafhankelijk waren. Toch was het toeval, of het lot, dat hen op deze plek had samengebracht.
‘Goed,’ vervolgde Viktor. ‘U ziet dus parallellen tussen ons. Hoe zou ú dan hebben gereageerd in mijn situatie?’
‘U bedoelt als ik had ontdekt wie míjn dochter dat had aangedaan?’
Dr. Roth had de dagelijkse voortgang op het klembord genoteerd en keek Viktor voor het eerst recht aan.
‘Ja.’
‘Eerlijk gezegd weet ik niet of ik het had overleefd als ik had moeten doorstaan wat u hebt meegemaakt.’
Viktor lachte nerveus. ‘Ik heb het ook niet overleefd. Ik ben gestorven. Op de afschuwelijkste manier die iemand zich maar kan indenken.’
‘Wilt u me daar misschien meer over vertellen?’ Dr. Roth ging op de rand van Larenz’ bed zitten.
‘Waarover?’ vroeg Viktor, hoewel hij het antwoord natuurlijk wel wist. De arts had het hem de afgelopen dagen regelmatig gevraagd.
‘Over alles. Het hele verhaal. Hoe u ontdekte wat er met uw dochter was gebeurd. Hoe het zat met Josephines ziekte. Beschrijft u me dat eens. Vanaf het begin.’
‘Het meeste heb ik u al verteld.’
‘Ja, maar het gaat mij juist om de details. Ik wil alles graag nog eens van u horen. Vooral hoe het zover heeft kunnen komen.’
De catastrofe.