De laptop gaf opeens een heldere waarschuwingstoon en Viktor zag dat de batterij bijna leeg was. Toen hij op de dag van aankomst het bureau naar de panoramaruit in de voorkamer had gesleept, met uitzicht op zee, bleek daar geen stopcontact te zitten. Nu had hij wel een adembenemend uitzicht op de winterse Noordzee, maar moest hij elke zes uur zijn laptop aan de oplader leggen, die op een klein tafeltje voor de haard lag. Haastig sloeg Viktor het Worddocument op, voordat de tekst voorgoed zou verdwijnen.
Net als Josy.
Hij keek even uit het raam, maar wendde zich meteen weer af toen hij in de zee een spiegelbeeld van zijn eigen ziel herkende. De aanwakkerende wind, die langs het rieten dak floot en de golven opzweepte, sprak duidelijke taal. Het was eind november en de winter stond klaar om met zijn medeplichtigen, sneeuw en kou, het eiland te veroveren.
Net als de dood, dacht Viktor, terwijl hij opstond en de laptop naar het bijzettafeltje voor de haard bracht, waar de kabel lag.
Het kleine strandhuis van twee verdiepingen dateerde uit begin jaren twintig van de vorige eeuw. Sinds het overlijden van Viktors ouders was er niets meer aan gedaan. Gelukkig had Halberstaedt, de burgemeester van het eiland, regelmatig de elektrische installatie en de generator gecontroleerd, zodat er in elk geval licht en warmte was. Maar het oude houten huis stond al heel lang ongebruikt, en dat was te merken. De wanden moesten nodig worden geschilderd, zowel binnen als buiten, het scheepsparket was versleten en moest in de hal gedeeltelijk worden vervangen, en de van dubbel glas voorziene vensters waren door weersinvloeden gaan kieren en lieten te veel kou en vocht door. De inrichting was misschien in de jaren tachtig luxueus geweest en ademde nog altijd iets van de rijkdom van de familie Larenz, maar de Tiffany-lampen, de met nappaleer beklede stoelen en de teakhouten kasten waren bij gebrek aan onderhoud dof en grijs geworden. Hoe lang was het niet geleden dat er zelfs maar een stofdoek overheen was gegaan?
Vier jaar, een maand en twee dagen.
Viktor hoefde niet eens op de oude scheurkalender in de keuken te kijken. Hij wist het uit zijn hoofd. Zoveel tijd was er verstreken sinds hij voor het laatst een voet op Parkum had gezet. Het plafond had al heel lang geen verfje meer gezien, evenmin als de door roet vervuilde schoorsteenmantel. Maar iets anders was toen nog in orde geweest.
Zijn leven.
Want Josy was met hem meegegaan, ook al had de ziekte haar die laatste oktoberdagen al van haar krachten beroofd.
Viktor ging op de leren bank zitten, stak de kabel van de oplader in de laptop en probeerde niet aan het weekend vlak voor die noodlottige dag te denken. Tevergeefs.
Vier jaar.
Achtenveertig maanden zonder enig levensteken van Josy, ondanks een grootscheeps onderzoek en landelijke oproepen via de media. Zelfs een tweedelig televisieprogramma had geen bruikbare aanwijzingen opgeleverd. Toch had Isabell geweigerd haar enige dochter te laten doodverklaren. Daarom was ze ook tegen het interview geweest.
‘Er valt niets af te sluiten,’ had ze kort voor zijn vertrek tegen hem gezegd.
Ze stonden op het grind van de oprit voor hun huis. Viktor had zijn bagage al in de zwarte Volvo-estate geladen. Drie koffers, één voor zijn kleren, de twee andere met alle paperassen die hij sinds de verdwijning van zijn dochter had verzameld: krantenknipsels, verslagen en natuurlijk de rapporten van Kai Strathmann, de privédetective die hij had ingehuurd.
‘Je hebt niets te verwerken of af te ronden, Viktor,’ herhaalde Isabell nog eens. ‘Helemaal niets. Omdat onze dochter namelijk nog leeft.’ Het paste bij haar hele houding dat ze hem in zijn eentje naar Parkum had laten gaan en waarschijnlijk op dit moment in een kantoortoren aan Park Avenue in New York zat te vergaderen. Dat was de manier waarop zij zich afsloot. Door zich op haar werk te storten.
Viktor kromp ineen op de zwarte bank toen er een gloeiend stuk hout in de open haard met een knal uiteenspatte. Ook Sindbad, die de hele tijd onder het bureau had liggen slapen, sprong verschrikt overeind en staarde verwijtend naar de vlammen. De golden retriever was Isabell twee jaar geleden op de parkeerplaats van het Strandbad Wannsee achternagelopen.
‘Wat krijgen we nou? Wil je soms Josy door zo’n rothond vervangen?’ had hij zijn vrouw toegeschreeuwd toen ze met het dier in de hal van hun villa verscheen. De huishoudster op de eerste verdieping had haastig een goed heenkomen gezocht in de strijkkamer.
‘Hoe moeten we dat beest dan noemen, volgens jou? Joseph?’
Zoals altijd had Isabell zich ook nu niet laten provoceren en haar aristocratische afkomst uit een van de oudste bankiersfamilies van Noord-Duitsland niet verloochend. Alleen haar staalblauwe ogen maakten hem duidelijk wat ze op dat moment had gedacht: Als jij toen beter had opgelet, zou Josy nog bij ons zijn geweest om met deze hond te spelen.