Viktor besloot haar nog vijf minuten extra te gunnen voordat hij haar de deur uit zette.
Voorgoed.
‘Ja, waar zal ik beginnen? Ik denk dat mijn aandoening eigenlijk al teruggaat tot in mijn vroegste jeugd.’
Hij wachtte tot ze verder zou gaan en nam nog een slok van de Assam-thee, die inmiddels koud en bitter was geworden.
‘Mijn vader was beroepsmilitair. Een gi. Hij was met de geallieerden in Berlijn achtergebleven en werkte als radiopresentator bij AFN, het American Forces Network. Hij was een plaatselijke beroemdheid en heel populair bij de dames. Een van zijn talloze blonde vriendinnetjes, die hij meetroonde naar een achterkamer van het militaire casino, raakte uiteindelijk zwanger van hem. Ze heette Laura en ze was een rasechte Berlijnse. Mijn moeder.’
‘Aha. Maar u spreekt over uw vader in de verleden tijd?’
‘Toen ik acht was is hij bij een tragisch ongeluk om het leven gekomen. Professor Malzius zag daarin trouwens de eerste traumatiserende ervaring uit mijn leven.’
‘Wat voor ongeluk was dat?’
‘Hij werd in een militair hospitaal aan zijn blindedarm geopereerd, maar ze vergaten hem voor de operatie steunkousen aan te trekken. Daardoor ontstond een trombose die hem fataal werd.’
‘Wat verschrikkelijk.’ Viktor ergerde zich altijd mateloos aan de ellende die patiënten en hun familie soms meemaakten door de nalatigheid van sommige artsen.
‘Hoe reageerde u op het bericht over de dood van uw vader?’
‘Niet zo goed. We woonden toen in een hoekhuis in de buurt van de Andrew Barracks in de Amerikaanse sector in Steglitz. In de achtertuin hadden we een kleine straathond, Terry, die een keer was komen aanlopen. Mijn vader had de pest aan hem, daarom zat hij meestal aan een korte lijn vastgebonden en mocht hij niet binnenkomen. Toen mijn moeder me vertelde dat mijn vader dood was, rende ik naar buiten en begon op die hond in te slaan. Ik pakte een van Daddy’s honkbalknuppels, zo’n zware met een ijzeren kern. Vanwege de korte riem kon Terry geen kant op, laat staan dat hij had kunnen vluchten. Eerst zakte hij door zijn poten en kroop hij weg. Maar ik bleef slaan. Ik was een meisje van acht, maar met de woede en kracht van een volwassene. Op een gegeven moment, met de tiende klap of zo, brak ik Terry’s ruggengraat en kon hij zich niet meer bewegen. Hij lag te janken van pijn, maar toch ging ik door totdat het bloed uit zijn bek stroomde en hij nog maar een stuk vlees was, waaruit alle leven was geweken.’
Viktor probeerde zijn walging niet te laten blijken en vroeg zo rustig mogelijk: ‘Waarom deed u dat?’
‘Omdat ik, na mijn vader, altijd het meest van Terry had gehouden. En in mijn kinderlijke verwarring dacht ik: als ze me het liefste hebben afgenomen wat ik bezit, heeft de nummer twee in mijn leven ook geen bestaansrecht meer. Ik was woedend, omdat Terry nog leefde en mijn vader niet meer.’
‘Dat is een verschrikkelijke ervaring.’
‘Ja, dat was het. Maar u weet nog niet eens waarom.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘U kent het hele verhaal nog niet, dr. Larenz. Het afschuwelijkste was niet eens de dood van mijn vader, of de gruwelijke manier waarop ik dat kleine, onschuldige hondje had doodgeslagen.’
‘Wat dan?’
‘Het afschuwelijkste was dat die hond er nooit is geweest. Terry heeft nooit bestaan. Er was weleens een poesje bij ons komen aanlopen, maar geen hond. En zelfs als Terry’s verminkte kleine lijf me nu in mijn nachtmerries achtervolgt weet ik heel zeker dat die hele episode alleen aan mijn eigen, zieke fantasie ontsproten is.’
‘Wanneer drong dat besef tot u door?’
‘O, dat heeft nog lang geduurd. Het kwam pas ter sprake bij mijn eerste psychotherapeutische behandeling, toen ik achttien of negentien was. Tot die tijd vertrouwde ik helemaal niemand. Wie wil immers toegeven dat hij een dierenbeul is, laat staan een gestoorde idioot?’
Lieve hemel, dacht Viktor, terwijl hij gedachteloos Sindbad aaide, die nog altijd aan zijn voeten lag te slapen en van dat hele, bizarre gesprek geen weet had. Meer dan tien jaar lang had dat arme kind met een verschrikkelijk schuldgevoel moeten leven. Dat was wel het akeligste verschijnsel van schizofrenie. De meeste van die waandenkbeelden hadden alleen als doel een patiënt de suggestie te geven dat hij of zij nutteloos, slecht en het leven niet waard was. Niet zelden hoorden mensen met schizofrenie stemmen in hun hoofd die hen ophitsten zelfmoord te plegen. En het kwam regelmatig voor dat ze hun denkbeeldige kwelgeesten gehoorzaamden.
Viktor keek op zijn horloge en zag tot zijn verbazing hoe laat het al was. Vandaag zou hij niet meer aan zijn interview kunnen werken. ‘Goed, mevrouw Spiegel.’
Hij stond demonstratief op, als teken dat het gesprek beëindigd was. Toen hij een stap naar Anna toe deed, constateerde hij verbaasd dat hij zich een beetje duizelig voelde.