Reading Online Novel

De Hoeders Van Het Verbond(32)



De Havorn, het schip van de koning, was een mooi, slank vaartuig met uitgesneden drakenkoppen op de voor- en achterstevens. We noemden het drakkar, het drakenschip. Thuis in Noorwegen hadden de vaardige vingers van houtsnijwerkers boze draken, afzichtelijke slangen en lelijke zeemonsters in beide stevens gesneden. De mast was hoog en slank. Het zeil ving de wind en joeg ons als een pijl uit de boog over het zeeoppervlak. Achter de schepen, als vliegers aan een touw, zweefden grote zwermen meeuwen, sterntjes en smakelijke zeevogels. Olav en ik gingen met onze rug naar de wind staan en keken naar het schip. Veel mannen lagen te doezelen in de zon. Sommigen speelden met dobbelstenen, anderen vertelden over moedige daden en bloedige gevechten. Aan de handbewegingen van een kerel met de naam Gorm begreep ik dat hij een welgevormde vrouw beschreef met wie hij had geslapen. Een enorme kerel met de naam Tord stond over de reling te pissen. Bij de mast maakten twee jongens ruzie om een zeemansknoop. Een van de navigators gaf de positie aan op een perkamenten kaart. Daarna kerfde hij een merk in het halvemaanvormige peilschijfje op het zonnekompas. Olav floot op zijn vingers naar de stuurman om hem een iets oostelijker koers te laten varen. Toen knikte hij naar Rane, zijn pleegbroer die zijn moeder hem had meegegeven toen we jaren geleden op reis ging. Olav ging met zijn hand door mijn lange manen, trok eraan en zei: 'Ik zie dat je het naar je zin hebt op open zee, Bård.' Ik spuugde over de reling en antwoordde: 'Wie niet, koning?'

We waren even oud, Olav en ik. We zeiden koning tegen hem, hoewel hij niet heerste over het land. Door de aderen van deze Vikingkoning stroomde zout Vikingbloed. Olav Haraldsson stamde uit een koninklijk geslacht: Harald Harfagre was zijn betovergrootvader en zijn vader was Harald Grenske, een onbeduidende koning uit Vestfold en een rokkenjager die door de Zweedse koningin Sigrid Storrade levend werd verbrand toen ze genoeg kreeg van zijn opdringerige toenaderingen. Toen Harald Grenske stierf, was zijn vrouw Asta zwanger van Olav. Ze trouwde met een nieuwe man, Sigurd Syr, die de tegenpool van Harald was: terwijl Harald voor alles een Viking in hart en nieren was, gewelddadig en oorlogszuchtig, was Sigurd een vredelievende, verstandige en ijverige boer die liever goed voor zijn dieren en land zorgde en oorlog verafschuwde. De jonge Olav had het karakter van zijn vader. Ja, als jongen keek hij neer op zijn stiefvader, de boer, en achter zijn moeders rug om dreef hij de spot met hem.

Met mijn hand op een houten bol tuurde ik naar de horizon in het westen en daarna naar de mist in het oosten die het zicht op de kust benam. Ik leunde met mijn schouder tegen de binnenkant van de voorsteven en staarde naar het vreemde land dat al-Andalus [het islamitische deel van het Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal)] werd genoemd en bestuurd werd door moslims. Hoe heftig zou de tegenstand zijn? Laat ze maar komen, dacht ik strijdlustig. Ik ben voor niemand bang. Sinds we van Noorwegen waren weggezeild, eerst naar Denemarken en toen naar Austerveg, waren de goden de rooftocht van de Vikingvloot gunstig gezind geweest. We waren onoverwinnelijk. In Zweden en de andere landen en eilanden rond de Oostzee hadden we lange tijd strijd geleverd. Daarna waren we opnieuw naar Denemarken gezeild, waar we ons hadden aangesloten bij de vloot van de broer van Sigvalde jarl, de lange Torkjell Hoye, een joms-Viking - afkomstig uit Jomsburg aan de Oostzee - die op het punt stond op rooftocht te gaan. De vloot van onze Vikinghoofdmannen, Olav en Torkjell, zeilde langs Jutland, waar we een grote zeemacht versloegen. Onze zegetochten in de Oostzee, Denemarken en Holland gaven ons zelfvertrouwen. Gezamenlijk staken we het Kanaal over. In Engeland sloten we ons aan bij een grote Deense vloot en tegen de herfst sloegen we iets buiten Londen ons kamp op. Koning Ethelred was doodsbenauwd. Hij betaalde Olav en Torkjell achtenveertigduizend pond om zijn rijk te sparen. We laadden onze schepen vol met meer dan elf miljoen zilveren munten. Wat een rijkdom! Met iedere munt konden we een koe of een slaaf kopen. Daar gingen Olav en Torkjell uit elkaar. Terwijl Torkjell de andere kant koos en als strijdheer in dienst trad bij koning Ethelred, zeilde Olav met zijn vloot richting Frankrijk. In Normandië heerste hertog Richard n, die als le bon, de Goede, bekendstond. Het West-Franse Normandië zou je Noors kunnen noemen. Na een tien jaar lange invasie werd de Noorse Viking Gange-Rolv hertog en als wederdienst beschermden de Vikingen Normandië tegen andere vijandelijke machten en rooftochten. Gange-Rolv, die de Fransen Rollo noemden, was een zoon van Ragnvald More jarl, die het haar van Harald Harfagre knipte toen Noorwegen één rijk was geworden. Gange-Rolv was de grootvader van hertog Richard, die weer de grootvader was van de man die Willem de Veroveraar werd genoemd. Hij werd vier winters geleden tot koning van Engeland gekroond. Olav sloeg de uitnodiging van Richard om enige tijd door te brengen in Rouen beleefd af, maar hij beloofde terug te komen na de rooftocht. Daarna trokken we zuidwaarts. In Bretagne sloten we ons aan bij een leger Ierse Vikingen. Samen gingen we vechtend langs de Franse kust en verder naar Galicië. We roofden schatten en vingen slaven. In Tui kregen we vier kilo goud om de stad te sparen. Ik schaam me dat we toen geen woord hebben gehouden. Onze goudhonger dreef ons steeds verder naar het zuiden. Genadeloos vielen we steden aan waar we buit dachten te vinden. We hadden een sterke vloot. Olav verliet Noorwegen met vijf langschepen, maar onderweg waren we gegroeid tot een vloot van bijna vierhonderd schepen: grote langschepen, kleinere en wendbare oorlogsschepen, vrachtschepen en snelle spionageboten die boodschappen tussen de schepen onderling overbrachten. Op de Havorn hadden we meer dan honderd man: roeiers, navigators, spionnen, zeilmakers en krijgers. In totaal bestond Olavs leger uit twintigduizend onbevreesde Vikingen.