De Hoeders Van Het Verbond(29)
5
We zijn al voor zonsopgang weer terug. Øyvind en ik hebben een lantaarn op onze helm die we uitdoen zodra het tussen de boomtoppen door in het oosten lichter wordt.
Met behulp van pikhouweel, moker, hamer en bijl hakken we de stenen een voor een uit de aangestampte laag. We moeten door drie lagen stenen heen. Daaronder ontdekken we een donkere laag van boomstammetjes. Waarschijnlijk werden de balken door de metselaars gebruikt als een soort bekisting bij het leggen van de stenen vloer.
Halverwege de dag is het ons eindelijk gelukt een gat uit te hakken dat groot genoeg is.
Om ongelukken te voorkomen - bijvoorbeeld dat we allebei vast komen te zitten op de bodem van de bron - wacht Øyvind boven terwijl ik een touw onder mijn armen bind en me laat zakken in de schacht. De lantaarn op mijn helm verlicht stenen wanden die helemaal bedekt zijn met algen. De stenen zijn groot en zorgvuldig uitgehakt. Als dit een reservebron was, dan hebben de monniken en kloosterbouwers er wel erg veel werk aan besteed.
De bron heeft een doorsnede van ruim een meter en is zes meter diep. Mijn rubberlaarzen zakken weg in een laag modder. Ik roep dat ik veilig beneden ben. Dan richt ik mijn lantaarn op de mosgroene, vochtige wanden.
Niets.
Ik had ook niet verwacht dat ik een grafkamer op de bodem van de bron zou vinden. Maar ik had wel iéts verwacht.
Met handschoenen aan begin ik mos van de wand af te halen. Ik ben er al een poos mee bezig als me ineens opvalt dat een van de stenen veel lichter is dan de andere. Marmer? Speksteen?
Ik bekijk hem goed in het licht van mijn lantaarn. De steen staat vol strepen en tekens. Ik stap dichterbij.
Eerst is het moeilijk om te zien wat de tekens zijn. Ik wrijf nog meer mos weg en poets de steen met mijn handschoen schoon. Dan zie ik het.
Bovenaan zijn drie tekens gehakt in de steen: ankh, tyr en kruis.
Øyvind laat een fles water zakken zodat ik het mos, de aarde en het vuil kan wegspoelen. Met bevende handen maak ik de steen schoon. Maar ik vind niet nog meer tekens. Ik maak foto's van de drie tekens en vraag Øyvind me omhoog te trekken.
Opgewonden rijden we terug naar het appartement. We overleggen langdurig wat we zullen doen. De bron verbergt ongetwijfeld de ingang naar een graf. Zullen we onze bazen hiervan op de hoogte stellen? Moeten we de Oudheidkundige Dienst inlichten?
Het antwoord is uiteraard ja. Maar nu nog niet.
We weten beiden dat we alle zeggenschap kwijtraken als we er anderen bij betrekken. Dan zal de opgraving de hele winter en lente gaan duren. Ik heb geen tijd om zo lang te wachten.
6
Die avond zetten we een lp op van Supertramp en discussiëren we over een mogelijk verband tussen de Vikingen en de Egyptenaren.
'Hoewel er geen documentatie over bestaat, is het heel goed mogelijk dat er Vikingen over de Nijl hebben gezeild', zegt Øyvind. 'De Vikingen waren een welvarend volk. Ze zeilden, roeiden en trokken hun boten duizenden kilometers door Rusland, helemaal tot aan de Zwarte Zee en de Kaspische Zee.'
'Maar Egypte?'
'De Vikingen vielen allerlei plaatsen langs de Middellandse Zee aan en ook in Noord-Afrika was dat het geval. Waarom zouden ze uit Egypte zijn weggebleven?'
Dat klopt. Sigurd Jorsalfare kreeg zijn bijnaam doordat hij helemaal tot Miklagard en Jeruzalem op kruistocht ging. In het Oudnoords betekende 'Jorsal' namelijk 'Jeruzalem' en Miklagard was overigens Constantinopel. En dan hebben we de geschiedenis van Harald Hardrade nog, de halfbroer van Olav de Heilige. Als vijftienjarige overleefde hij de slag bij Stiklestad en vluchtte hij naar Byzantium. Daar werd hij officier in de Byzantijnse keizerlijke garde, was in dienst bij de keizerin en vocht mee in een hele rij veldslagen, niet in de laatste plaats in Noord-Afrika. Volgens Snorri nam hij tachtig Afrikaanse steden in. Snorri schrijft dat Harald meerdere jaren in Afrika was en veel bezittingen, goud en kostbaarheden vergaarde. De schepen waren zwaar van het goud en kostbaarheden toen ze terugkwamen.
'In de negende eeuw al zeilden de Vikingen helemaal naar de Middellandse Zee en Afrika', zei Øyvind. 'Zowel de saga's als de Arabische kronieken maken melding van deze tochten.'
'Maar nooit naar Egypte.'
'Wat ben jij vreselijk vermoeiend! De Vikingen waren krijgers die voor niets of niemand bang waren. Waarom zouden ze bang zijn geweest om de Nijl op te varen? In 844 vertrok een expeditie met grote schepen en duizenden mannen naar Noord-Spanje, langs de kust van het huidige Portugal, waar ze Lissabon aanvielen en vervolgens Cadiz in Spanje en nog meer steden langs de rivieren in Zuid-Spanje. Ze zeilden de Gualdalquivir op, helemaal tot Sevilla. Een gevaarlijke en moedige onderneming! Ze hebben een week lang huisgehouden in de stad. Ze moordden en verkrachtten, ze vernietigden de grote stadsmuur en staken de moskee in brand. De islamitische emir Abd al-Rahman moest vanuit Córdoba zijn elitetroepen sturen om ervoor te zorgen dat de Moren de stad weer in handen kregen. De Vikingen vluchtten naar het zuiden en vielen het Noord-Afrikaanse kalifaat aan voordat ze met hun schatten huiswaarts keerden. Vijftien jaar later keerde een nog grotere Vikingvloot terug. De strooptocht duurde drie jaar en werd volgens de overlevering geleid door de Vikingkoningen Hastein en Bjørn Jernside. Met meer dan zestig schepen en duizenden Vikingen trokken ze plunderend door het Rhónedal, vielen Andalusië, Noord-Afrika en Galicië aan, het gebied dat nu bij Portugal hoort. Ze zeilden langs de oostkust van het Spaanse schiereiland naar het noorden, gingen bij Mallorca aan land en voeren via de rivier de Ebro naar het noorden, helemaal tot Pamplona in Baskenland. Kijk eens op de kaart! De Ebro maakt vanaf de Spaanse oostkust tot Pamplona honderden kilometers lang allerlei bochten. In Pamplona kidnapten ze koning Garcia Inigues. Toen ze weer verder gingen hadden ze zeventigduizend gouden munten als losgeld bij zich. Toen zeilden ze verder langs de Spaanse en Franse kust, naar de Provence en Italië, waar ze Pisa aanvielen. Daarna namen ze de stad Luna in, want ze dachten dat het Rome was. De buit was enorm. De Vikinghoofdmannen werden erg welvarend. Die rijkdom stimuleerde het nageslacht om de onderneming te herhalen. Honderd jaar later waren ze er weer. Een vloot van honderd schepen met meer dan tienduizend man plunderde Galicië en León, een stad in het christelijke Noord-Spanje. En ze hielden huis in Santiago de Compostela en Catoira. Bjørn, denk je echt dat zulke krijgers de Nijl vreesden?'