Reading Online Novel

De Dochter Van Mistral(208)



'Waarom heb je me op mijn laatste brief geen antwoord gegeven?' vroeg Fauve; eindelijk was ze in staat de vraag te stellen die ze maar niet van zich af had kunnen zetten.

'Maar dat heb ik wél gedaan! Jij bent degene die met schrijven ophield.'

'Dat is niet mogelijk.'

'Ik wéét dat ik het laatst aan jou heb geschreven,' hield Eric vol.

'Ik wéét dat ik het laatst schreef.'

'We kunnen niet allebei gelijk hebben,' vond Eric.

'En we kunnen ook niet allebei ongelijk hebben!'

'Misschien hebben we allebei... gelijk en ongelijk?' stelde hij voor.

'Ik dacht... ik dacht dat mijn brieven te onbelangrijk waren, dat je zo'n heel andere kant was opgegaan als ik en dat je geen interesse meer zou hebben in wat ik te zeggen had.'

'Ik vond dat mijn brieven zo saai waren vergeleken met jouw leven. Het enige dat ik je kon vertellen was mijn leven aan de Beaux Arts en in het leger. Ik koesterde je brieven ... ik heb ze nog allemaal. Thuis, in mijn bureau.'

'Ik dacht dat je op een ander verliefd was geworden ... en dat je me dat niet wilde schrijven,' zei Fauve en haar stem klonk gesmoord.

'En ik dacht dat elke man in New York achter jou aan zat.'

'O, dat was ook wel zo. Eigenlijk gebeurt dat nog steeds. De helft, in elk geval. Ik sla ze met een stok van me af.'

'En dat je iets had met de een of ander... verliefd was geworden, of zo.'

'Nee, dat niet.'

'Zelfs geen heel klein beetje?'

'Wat ik liefde noem komt niet met kleine beetjes tegelijk. Maar jij ... in die bijna zes jaren?'

'O, ik heb het wel geprobeerd. Ik heb alle traditionele recepten tegen een gebroken hart geprobeerd, hard werken, drinken en andere vrouwen. Maar het hielp allemaal niets.'

'Welk gebroken hart?' vroeg ze en haar ogen kregen de kleur van een opkomende mist boven een rivier aan het eind van een prachtige lentedag.

'Het mijne. Ik ben altijd verliefd op je gebleven en jij bent nooit bij me teruggekomen. En dus brak het.'

'O, lieveling van me.' Fauve drukte zich zwaaiend tegen hem aan. 'Is je hotel ver weg?'

'Vijf minuten als ...'

'Maar dat verkeer; het zit muurvast.'

'... als we wandelen. Drie minuten als we hollen.'





Het was een breed bed met een matras die naar het midden in een gezellig dal overging en nu verrees hij overal in zachte bulten om hen heen. Het leek net of je in een warme hoop sneeuw lag, dacht Fauve, terwijl ze daar zo omstrengeld lagen dat ze niet wist waar haar lichaam ophield en het zijne begon. Haar geest dreef door lagen gevoel en emotie. Er was de laatste uren zoveel gebeurd dat ze er dronken van was, versuft, rijp en vol van haar ontdekkingen. Alle details liepen door elkaar heen; de verbazingwekkende zijdeachtigheid van het haar onder Erics armen, die schok van plotselinge bescheidenheid toen ze hem voor het eerst naakt voor zich zag staan, die ademloze stille minuten terwijl hij aan haar tepels zoog, zij op het kruintje van zijn donkere hoofd neerkeek en wist dat ze nog nooit geweten had wat ware tederheid betekende; en dan het ogenblik waarop de tederheid in een zo alles overheersend verlangen was overgegaan dat tederheid niet meer bestond. Het was tot een uitbarsting van pure hartstocht gekomen waarbij de twee helften van het geheim dat ze voor het eerst hadden gedeeld in een klein autootje op een weg in Félice, eindelijk tezamen waren gekomen en een bloeiende bloem van ontzaglijke vreugde hadden gevormd. Het verleden en het heden leek nu één. Ze walsten samen op het geluid van een dorpskapel, ze stonden in de schaduw van de takken van een oude perenboom in een ommuurde tuin, ze lagen in die doorschijnende, verrukkelijke, roodgouden warmte die alleen de door de tijd vergulde stenen en pleisterkalk van Rome uit de zon kunnen halen. Zijn oogleden bewogen, trilden onder haar lippen.

'Ik slaap niet,' zei hij, 'ik heb alleen maar even mijn ogen gesloten.'

'Ik ben nog nooit in mijn leven zo precies op de plaats geweest waar ik wilde zijn,' dacht Fauve en opeens merkte ze dat ze het hardop had gezegd.

'Rome?' mompelde hij tegen haar hals aan.

'Dit bed. De wereld is dit bed. Ik wil er nooit meer uit weg.'

'O, lieverd, dat hoeft ook niet. Ik houd je hier voor eeuwig vast. Ik zal je heerlijke spijzen en zalige dingen om te drinken brengen, en af en toe zal ik de lakens eens verschonen al ruiken ze zo heerlijk omdat wij er met z'n tweeën op hebben liggen vrijen dat ik ze eigenlijk niet anders wil... ik laatje nooit weer gaan. Ik had met je moeten trouwen toen je zestien was.'

'Je bent een dromer... om zoiets te denken,' zuchtte ze.

'Nee, het had geen droom hoeven zijn. Ik had kunnen zórgen dat het gebeurde als ik enig verstand had gehad, enig idee van wat de toekomst inhield.' Eric gleed onder haar arm weg, steunde met zijn ene elleboog op het bed en legde zijn hoofd in die hand terwijl hij ernstig op haar neerkeek. 'Je weet niet hoe vaak ik in gedachten die scène bij het station heb overgespeeld. In plaats van jou naar het station te brengen had ik je regelrecht mee moeten nemen naar het huis van mijn ouders en daar wachten totdat je wat bekomen was van die vreselijke en vreemde toestand waarin je verkeerde. En naderhand hadden we dan kunnen trouwen, en dan waren alle afgelopen jaren niet weggegooid geweest. Maar ik was te jong om te weten wat ik doen moest en als een hulpeloze, kinderachtige dwaas liet ik je gaan. Ik heb het mezelf nooit vergeven.'