Reading Online Novel

Blauwe maan(99)



Ik kijk verbaasd op, maar ik snap er niets van. Ik bedoel, hoe kan een druppel van mijn bloed nou het beslissende ingrediënt zijn?

Roman kijkt me aan en geeft antwoord op de vraag die hij uit mijn gedachten heeft gevist. ‘Om je onsterfelijke partner te redden, moet hij een tegengif innemen waar een druppel bloed van zijn ware liefde in zit. Geloof me, het kan niet anders.’

Ik slik. Bloed geven is het probleem niet, maar als ik een fout maak, is Damen er geweest.

‘Je twijfelt toch niet opeens of je wel echt Damens ware, eeuwige liefde bent, hè?’ Een vaag lachje speelt om zijn mond. ‘Misschien moeten we Stacia even bellen?’

Een schaar ligt vlakbij op tafel en ik pak hem ongeduldig op. Ik richt hem op mijn pols en wil net door mijn huid prikken als Rayne begint te schreeuwen. ‘Ever, nee! Niet doen! Het is een list! Geloof geen woord van wat hij zegt! Luister niet naar hem!’

Weer is een blik in Damens richting genoeg om een besluit te nemen. Zijn borstkas beweegt nog maar langzaam op en neer, hij ademt heel oppervlakkig. Ik heb geen tijd meer te verliezen. Ik weet diep vanbinnen dat hij nog maar enkele minuten heeft – geen uren. Ik beweeg de schaar vlug omlaag en zie hoe de scherpe punt door mijn huid dringt en mijn pols bijna doorboort. Het bloed spuit omhoog tot de zwaartekracht het naar beneden trekt. Ik hoor Rayne opnieuw schreeuwen, zo snijdend dat het geluid overal doorheen dringt. Roman knielt naast me neer en vangt mijn bloed op.

Heel even voel ik me zwak en duizelig, maar binnen een paar tellen zijn mijn aderen weer dicht en is mijn huid geheeld. Ik pak de fles aan en negeer Raynes protesten als ik de cirkel binnenstap. Ik duw haar opzij en val op mijn knieën, schuif mijn hand onder Damens nek en dwing hem te drinken. Zijn ademhaling wordt steeds zwakker en uiteindelijk stopt het geluid helemaal.

‘Nee!’ roep ik uit. ‘Je mag niet doodgaan! Je kunt me niet zo achterlaten!’ Ik giet de vloeistof in zijn mond en keel en probeer hem uit alle macht terug te krijgen, net zoals hij dat niet zo lang geleden bij mij deed.

Ik houd hem stevig vast en richt al mijn energie op de vurige wens dat hij blijft leven. Alles om ons heen verdwijnt als ik me puur op Damen concentreer – mijn enige zielsverwant, mijn eeuwige partner, de liefde van mijn leven. Ik weiger afscheid te nemen, weiger op te geven. Als de fles leeg is, laat ik me op zijn borst zakken. Met mijn lippen op de zijne blaas ik mijn adem naar binnen – mijn wezen, mijn leven. Ik mompel de woorden die hij tegen mij gezegd heeft: ‘Doe je ogen open en kijk me aan!’

Ik herhaal het eindeloos.

Tot hij doet wat ik vraag.

‘Damen!’ roep ik uit. Tranen stromen over mijn wangen en druppelen op zijn gezicht. ‘O, goddank, je bent er weer. Ik heb je zo ontzettend gemist – ik hou van je – en ik beloof je dat ik je nooit meer zal verlaten! Alsjeblieft, vergeef me. Alsjeblieft…’

Zijn ogen gaan voorzichtig, trillend open en zijn mond beweegt. Hij wil iets zeggen, maar ik hoor het niet. Als ik naar hem toe buig om hem te verstaan, zo dankbaar dat hij in orde is, wordt onze hereniging onderbroken door geklap.

Langzaam klapt Roman op een afgemeten en overdreven manier in zijn handen. Hij staat nu vlak achter me, in de cirkel. Rayne zit weggedoken in de verste hoek van de kamer.

‘O, bravo!’ roept hij spottend uit met een geamuseerde blik. Hij kijkt naar ons, van de een naar de ander. ‘Goed gedaan, Ever. Ik moet toegeven, het was allemaal ontzettend… ontroerend. Zo’n warme hereniging van geliefden maak je niet vaak mee.’

Mijn handen trillen. Ik slik. Het bekende, alarmerende gevoel in mijn maag is terug. Wat voert hij in zijn schild? Ik bedoel, Damen leeft, het tegengif werkt, wat kan er nou nog zijn?

Ik kijk naar Damen en zie zijn borstkas in een stevig ritme op en neer bewegen. Hij valt meteen in slaap. Dan zoek ik Rayne, die me aankijkt met grote ogen vol ongeloof.

Dan kijk ik terug naar Roman. Het kan niet veel voorstellen. Waarschijnlijk wil hij gewoon degene zijn die het laatst lacht, een zielige vertoning nu Damen weer beter wordt. ‘En nu wil je mij te grazen nemen, is dat het soms?’ Als het moet, vermoord ik hem.

Hij lacht en schudt zijn hoofd. ‘Waarom zou ik dat willen doen? Waarom zou ik jou uit de weg willen ruimen, nu we net aan een heel nieuw en veel leuker spel beginnen?’

Ik sta als bevroren en voel paniek opkomen, al wil ik niet dat hij dat merkt.

‘Ik wist niet dat het zo makkelijk zou zijn, zo voorspelbaar. Maar goed, zo werkt het in de liefde, is het niet? Verliefde mensen doen gekke, onverklaarbare dingen. Soms wat impulsief, soms zelfs heel erg irrationeel. Toch?’

Ik knijp mijn ogen tot spleetjes, ik heb geen flauw idee waar hij toch over doordraaft. Al weet ik wel dat het weinig goeds voorspelt.