Reading Online Novel

Blauwe maan(75)



Ze kijkt me aan en vraagt zich af wat ik in mijn schild voer, maar dat wil ik nog niet verklappen. Dan schudt ze haar hoofd. ‘Maar voor alle duidelijkheid: een echte blauwe maan komt slechts eens in de drie tot vijf jaar voor.’

Een gevoel van kramp in mijn maag zorgt ervoor dat mijn handen de stoelleuning heel stevig beetpakken. ‘En weet je wanneer de volgende keer is?’ Ik kan alleen maar stilletjes denken: Laat het binnenkort zijn! Laat het alsjeblieft binnenkort zijn!

Ik ben misselijk en tegelijkertijd voelt het alsof ik flauwval wanneer ze haar hoofd schudt en zegt: ‘Ik heb geen idee.’

Ja, natuurlijk! Het allerbelangrijkste wat ik op dit moment moet weten en zij heeft geen flauw idee.

‘Maar ik weet wel hoe we daarachter kunnen komen.’ Ze grijnst.

Ik schud mijn hoofd en wil haar net vertellen dat ik volgens mij geen toegang meer krijg tot de Akashakronieken. Maar ze sluit haar ogen en binnen enkele tellen staat er een zilverkleurige iMac voor ons op tafel.

‘Iemand Google nodig?’ Ze lacht en schuift de laptop naar me toe.





Achtendertig


Ik voelde me knap stom toen Ava die laptop liet verschijnen. (Ik bedoel – duh! – waarom ben ik daar zelf niet opgekomen?) Maar ik had wel snel antwoord.

Helaas was het niet het goede nieuws waarop ik hoopte.

Sterker nog, het viel behoorlijk tegen.

Net toen het erop leek dat alle losse eindjes bij elkaar kwamen en alles verliep zoals de bedoeling was, ontdekte ik dat de blauwe maan – de zeldzaamste vorm van de volle maan die slechts één keer in de drie tot vijf jaar voorkomt – morgen al verschijnt.

Het is mijn enige kans om door de tijd te reizen.

‘Ik kan het nog steeds niet geloven,’ mompel ik als ik uit mijn auto stap. Ava voert de parkeermeter kwartjes van een net stapeltje dat ze in haar handpalm houdt. ‘Ik dacht dat het een doodnormale volle maan was. Ik wist niet dat er verschil in zat of dat deze zo weinig voorkomt. Ik bedoel, wat moet ik nou doen?’

Ze klapt haar portemonnee dicht en kijkt me aan. ‘Volgens mij heb je drie opties.’

Ik pers mijn lippen op elkaar en weet niet of ik dit wil horen.

‘Je kunt helemaal niets doen en achteroverleunen terwijl je toekijkt hoe alles wat je dierbaar is langzaam maar zeker verdwijnt. Je kunt ervoor kiezen maar één ding te doen, ten koste van al het andere. Of je kunt me eindelijk eens vertellen wat er precies aan de hand is, zodat ik je misschien kan helpen.’

Ik haal diep adem en bekijk haar aandachtig. Ze staat voor me in haar gebruikelijke outfit: verkleurde spijkerbroek, zilveren ringen, een witte, katoenen tuniek en bruine, leren teenslippers. Altijd is ze er en staat ze voor me klaar, ook als ik dat niet goed besef.

Zelfs in de tijd dat ik afwijzend reageerde (en als ik heel eerlijk ben, ook een beetje gemeen was tegen haar), stond Ava voor me klaar, wachtend tot ik van gedachten veranderde. Nooit heeft ze mijn arrogante houding tegen me gebruikt. Ze heeft me ook nooit ontlopen, zoals ik dat bij haar wel deed. Het is net alsof ze al die tijd al geduldig heeft gewacht tot ze me kon helpen, als een soort oudere zus, maar dan ook helderziend. Nu is ze zelfs de enige die ik nog heb – de enige op wie ik kan rekenen – de enige die weet hoe ik echt ben. Ze kent de meeste van mijn geheimen.

Na alles wat ik net te weten ben gekomen, begrijp ik dat ik weinig keus heb. Ik moet het haar vertellen. Ik kan het niet allemaal in mijn eentje doen, al had ik dat nog zo gehoopt.

‘Goed dan.’ Ik knik en zeg tegen mezelf dat dit niet alleen het slimste is wat ik kan doen, maar ook het enige. ‘Het zit zo.’

Terwijl we over straat lopen, vertel ik haar wat ik die dag gezien heb op het kristallen tablet. Ik probeer haar zo veel mogelijk uit te leggen zonder daarbij het o-woord te gebruiken, want ik heb Damen beloofd nooit iemand te vertellen dat we onsterfelijk zijn. Ik maak Ava duidelijk dat Damen een tegengif moet hebben om beter te worden. En daarna heeft hij zijn ‘speciale rode energiedrankje’ nodig om weer aan te sterken. Ik leg haar uit dat ik voor de keus sta tussen de liefde van mijn leven en het redden van vier levens die nooit zo vroeg hadden mogen eindigen.

Zo komen we aan bij de winkel waar ze werkt. Ik ben er al meerdere keren langsgelopen, maar heb altijd gezworen er nooit naar binnen te gaan. Ze kijkt me aan en doet haar mond open alsof ze iets wil zeggen, maar dan doet ze hem weer dicht. Zo gaat het nog een paar keer voor ze eindelijk stamelend weet uit te brengen: ‘Maar morgen al! Ever, kun je dan al zo vlug weg?’

Ik voel een knoop in mijn maag als ik het zo hardop hoor. Maar ik kan niet nog drie tot vijf jaar wachten op de volgende keer, dus knik ik met meer zelfverzekerdheid dan ik echt voel. ‘Dat is dus de reden dat je me moet helpen met het tegengif en daarna met een manier bedenken waarop je hem dat kunt toedienen, samen met het elix…’ Het woord blijft steken en ik hoop dat ze niet achterdochtig wordt. Vlug herstel ik me. ‘Die energiedrank. Zodat hij weer beter wordt. Ik bedoel, je weet nu hoe je zijn huis binnen moet komen. En het zal je vast wel lukken om iets met zijn drankje te doen zodat hij het tegengif binnenkrijgt.’ Het klinkt als het zwakzinnigste plan aller tijden, maar ik ben vastbesloten dat het gaat lukken. ‘En als hij dan weer beter is – als hij zichzelf weer is – dan kun je hem uitleggen wat er allemaal gebeurd is en hem zijn… zijn rode drankje geven.’