Reading Online Novel

Blauwe maan(55)



Zo zie ik hoe de twee een eeuw lang een steeds sterkere band opbouwen, met een oneindige hoeveelheid verlangen en gulzigheid. Het maakt me nu niet meer uit om te zien hoe hij mij ontmoet. Het interesseert me niet meer om mijn vorige levens te zien. Als dat betekent dat ik nog honderd jaar hiervan moet zien, dan hoeft het voor mij al niet meer.

Ik sluit mijn ogen en smeek: Laat me het einde zien, alsjeblieft! Ik kan hier niet meer tegen!

Het kristallen tablet flikkert en de beelden vervagen en schieten voorbij in zo’n hoog tempo dat ik ze nauwelijks van elkaar kan onderscheiden. Af en toe zie ik Damen in een flits voorbijkomen, en Drina en mezelf in diverse incarnaties – brunette, met rood haar, blondine – alles zoeft langs me heen. Mijn lichaam en gezicht zijn niet te herkennen, al zien de ogen er telkens weer bekend uit.

Zelfs als ik van gedachten verander en vraag of het langzamer kan, blijven de beelden in een waas voorbijvliegen. Ze eindigen met een plaatje waarin Roman met opgetrokken lip en pretlichtjes in zijn ogen omlaag kijkt naar een verouderde en morsdode Damen.

En dan…

En dan is er niets.

Het kristallen oppervlak is weer leeg.

‘Nee!’ roep ik uit. Mijn stem weerkaatst tegen de muren van de lege kamer. ‘Alsjeblieft!’ smeek ik. ‘Kom terug! Ik zal beter mijn best doen, echt waar! Ik beloof dat ik niet weer jaloers of overstuur zal raken! Ik zal alles bekijken van begin tot eind, maar spoel alsjeblieft nog een keer terug!’

Het maakt niet uit hoe hard ik smeek, hoe wanhopig ik vraag alles nog een keer te mogen zien. Het kristallen tablet is weg, verdwenen.

Ik kijk om me heen, op zoek naar iemand die me kan helpen. Een soort bibliothecaris die weet waar ik wat kan vinden in deze kronieken. Niet dat er iemand anders in de buurt is. Ik laat mijn hoofd in mijn handen zakken en vraag me af hoe ik zo stom kon zijn. Weer liet ik mijn jaloezie en al mijn onzekerheden de overhand nemen.

Ik bedoel, ik wist toch al van Drina en Damen? Ik wist wat ik zou zien. Maar omdat ik niet gewoon op mijn lip kon bijten en de voorstelling uitzitten en doen met die informatie wat ik wilde, heb ik nu geen flauw idee hoe ik hem moet redden. Ik heb geen idee hoe het zo mooi kon beginnen en zo bizar zal eindigen.

Wat ik wel zeker weet, is dat Roman erachter zit. Het is een sneue bevestiging van iets wat ik al vermoedde. Op een of andere manier verzwakt hij Damen, waardoor hij zijn onsterfelijkheid ongedaan maakt. Als ik hem wil redden, moet ik in elk geval weten hoe hij dat doet, maar het liefst ook waaróm.

Ik weet namelijk echt zeker dat Damen niet ouder wordt. Hij gaat al zeshonderd jaar mee en ziet er nog steeds uit als een tiener.

Weer laat ik mijn hoofd in mijn handen zakken. Ik kan me wel voor mijn kop slaan dat ik zo kleinzielig ben, zo stom, zo vreselijk jaloers dat ik de enige kans om antwoorden te krijgen verpest heb. Daar kwam ik tenslotte voor. Ik zou de hele sessie het liefst terugspoelen. Ik zou het liefst opnieuw beginnen en…

‘Je kunt niet terug.’

Ik draai me met een ruk om als ik Romy’s stem vlak achter me hoor. Ik wil wel eens weten hoe zij deze kamer heeft gevonden. Maar als ik om me heen kijk, zie ik dat ik niet meer in de prachtige, ronde kamer ben. Ik zit in de hal, een paar tafels bij de plek vandaan waar net nog monniken, priesters, sjamanen en rabbijnen zaten.

‘Je moet nooit vooruitspoelen naar de toekomst. Want elke keer dat je dat doet, beroof je jezelf van de reis ernaartoe – van het moment in het nu. En dat is eigenlijk alles wat je hebt.’

Ik kijk op. Bedoelt ze mijn blunder met het kristallen tablet of mijn hele leven?

Ze glimlacht alleen maar. ‘Gaat het een beetje?’

Ik haal mijn schouders op en wend mijn blik af. Waarom zou ik het uitleggen? Ze weet het waarschijnlijk toch al allemaal.

‘Nee, hoor.’ Ze leunt tegen de tafel en schudt haar hoofd. ‘Ik weet helemaal niets. Wat daarbinnen is gebeurd, weet jij en jij alleen. Ik hoorde je wanhopige uitroep toevallig, dus dacht ik: ik kom even bij je kijken. Dat is alles. Niet meer, niet minder.’

‘En waar is je duistere wederhelft?’ Ik kijk om me heen, benieuwd of ze zich ergens verbergt.

Romy glimlacht en gebaart dat ik haar moet volgen. ‘Ze is buiten, waar ze een oogje op je vriendin houdt.’

‘Is Ava hier ook?’ Het verbijstert me dat ik me daardoor opgelucht voel. Vooral als je bedenkt dat ik het nog steeds irritant vind hoe ze ervandoor is gegaan in haar eentje.

Weer wenkt Romy me verder, door de voordeur en naar de trap waar Ava staat te wachten.

‘Waar hing jij uit?’ Mijn vraag klinkt meer als een verwijt.

‘Ik raakte wat afgeleid.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Dit is een geweldige plek. Ik…’ Ze kijkt me aan en hoopt dat ik er niet zo zwaar aan til en haar vergeef. Als ze ziet dat dat er niet in zit, wendt ze haar blik af.