Blauwe maan(51)
Ik blijf haar aanstaren en probeer te snappen wat ze daarmee bedoelt.
‘De reden dat je hier eerder niemand zag, was omdat je daar geen behoefte aan had. Kijk nu eens goed om je heen en vertel me wat je ziet.’
Ik doe wat ze zegt en zie dat ze gelijk heeft. De winkels en restaurants zijn drukbezocht, een nieuw kunstwerk wordt naar de galerie gebracht en er staat een menigte mensen op de trappen voor het museum. Ik concentreer me op hun gedachten en energievelden en realiseer me nu pas hoe gevarieerd het hier is. Elke nationaliteit, elke godsdienst is hier vertegenwoordigd. En iedereen leeft in vrede naast en met elkaar.
Wauw, denk ik. Mijn ogen schieten alle richtingen op als ik alles in me op wil nemen.
Romy knikt. ‘Op het moment dat jij je weg naar de tempels wilde vinden, kwamen wij hier om je te helpen. Terwijl Ava verdween.’
‘Dus ik heb haar laten verdwijnen?’ Ik begin geloof ik te begrijpen hoe het werkt.
Romy lacht, maar Rayne schudt haar hoofd en rolt met haar ogen. Ze kijkt me aan alsof ik een van de achterlijkste mensen ben die ze ooit heeft ontmoet. ‘Nou, nee dus.’
‘Maar al die mensen…’ Ik wijs naar de menigte verderop. ‘Zijn die allemaal al overleden?’ Ik kijk meteen Romy aan, want uit Rayne komt toch geen zinnig woord.
Ze buigt naar haar zus toe en fluistert iets in haar oor. Romy recht haar rug en zegt: ‘Mijn zus vindt dat je te veel vragen stelt.’
Rayne kijkt haar kwaad aan en geeft haar een stomp met haar vuist. Romy lacht alleen maar.
Als ik naar de twee kijk, Rayne met haar stuurse blik en Romy met haar neiging om in raadsels te spreken, merk ik dat ze op mijn zenuwen beginnen te werken. Het was allemaal leuk en aardig, maar ik ben hier met een missie, ik moet tempels vinden. Dit soort oeverloos geklets is alleen maar een kolossale tijdverspilling.
Te laat herinner ik me dat de twee mijn gedachten kunnen lezen. Romy knikt alleen maar. ‘Zoals je wilt. We zullen je de weg wijzen.’
Vijfentwintig
De tweeling loopt voor me uit door diverse straten. Zij lopen naast elkaar, zo vlug en doelgericht dat ik moeite heb om ze bij te houden. We lopen langs straathandelaars die allerlei spullen proberen te verkopen – alles van handgemaakte kaarsen tot houten speelgoed – hun klanten staan in de rij voor de keurig ingepakte koopwaren en geven er slechts een vriendelijk woord of een glimlach voor terug. We komen langs fruitkraampjes, snoepwinkels en een paar trendy boetiekjes voor we stilstaan op een hoek om een paard-en-wagen voorbij te laten gaan, gevolgd door een Rolls Royce met chauffeur.
Ik wil net vragen hoe al deze dingen naast elkaar kunnen bestaan op één plek, hoe schijnbaar eeuwenoude gebouwen naast de modernste ontwerpen kunnen staan, maar dan kijkt Romy op. ‘Dat heb ik je al verteld. In Zomerland is álles mogelijk. En omdat verschillende mensen allemaal iets anders verlangen, is zo’n beetje alles wat je maar kunt bedenken al verschenen.’
‘Dus alles wat ik zie is het gevolg van manifestatie?’ Ik kijk vol bewondering om me heen terwijl Romy knikt en Rayne met grote passen voor ons uit loopt. ‘Maar wie laat al die dingen dan verschijnen? Zijn het dagjesmensen net als ik? Of bevinden ze zich tussen leven en dood?’ Ik kijk van Romy naar Rayne en weet dat mijn vraag ook op de tweeling slaat. Ze zien er weliswaar heel normaal uit, maar er is iets vreemds met hen. Iets wat niet helemaal klopt en wat tijdloos lijkt.
Ik wil net Romy aankijken als Rayne besluit voor het eerst iets direct tegen mij te zeggen. ‘Het was jouw wens om de paleizen te vinden en daarom helpen we je. Maar vergis je niet, we zijn helemaal niet verplicht om al jouw vragen te beantwoorden. Sommige dingen in Zomerland gaan jou niets aan.’
Ik slik en kijk Romy aan. Zou ze zich weer verontschuldigen voor haar zus? Ze loopt voor ons uit een andere volle straat in, naar een stille steeg en door naar een lege boulevard. Daar blijft ze staan voor een indrukwekkend gebouw.
‘Vertel me wat je ziet,’ zegt ze. Samen met haar zusje kijkt ze me aandachtig aan.
Met open mond bekijk ik het prachtige gebouw. Mijn ogen worden groot als ik kijk naar de gedetailleerde sculpturen, het schuine dak, de brede zuilen en de grote, dubbele voordeur. Alle onderdelen van het gebouw veranderen en bewegen constant, zodat het beelden oproept van het Parthenon, de Taj Mahal, de Egyptische piramides in Gizeh en de Lotustempel. Mijn hoofd tolt van alle beelden terwijl het gebouw aan één stuk door verandert en vervormt. De beroemdste gebouwen van over de hele wereld komen voorbij, overal op de bijzondere gevel.
Ik zie… ik zie alles! denk ik zonder dat ik de woorden kan uitspreken. De overweldigende schoonheid van het gebouw heeft me sprakeloos gemaakt.
Ik wend me tot Romy en vraag me af of zij ziet wat ik zie. Zij geeft Rayne een tik op haar arm en roept uit: ‘Ik zei het je toch!’