Blauwe maan(50)
‘Ik weet gewoon dat ze bestaan.’ Ze houdt haar handen voor zich uit en draait ze rond. ‘Ik heb er diverse keren over gelezen.’
En toch bestudeer je nu alleen nog maar de protserige ringen met enorme stenen die je aan je vingers hebt laten verschijnen! denk ik geïrriteerd. Ik zeg het niet hardop, maar ik weet dat ze de frustratie van mijn gezicht kan aflezen, als ze geïnteresseerd genoeg is om me aan te kijken.
Ze glimlacht alleen maar en laat een setje bijpassende armbanden om haar polsen verschijnen. Als ze daarna naar haar voeten staart in de hoop op nieuwe schoenen, weet ik dat het tijd wordt om in te grijpen.
‘Wat moeten we doen als we het juiste paleis gevonden hebben?’ Ik wil dat ze zich weer concentreert op ons eigenlijke doel. Ik heb gedaan wat ze van mij vroeg. Ze kan op z’n minst iets terugdoen en me helpen de weg te vinden. ‘En waarnaar moeten we zoeken als we er zijn? Moet ik op zoek gaan naar plotselinge hoofdpijn? Naar extreem zweten? Kunnen we eigenlijk wel zomaar naar binnen?’
Ik draai me om en verwacht een preek te krijgen over mijn aanhoudende negatieve instelling en mijn hardnekkige pessimisme. Soms laat het me korte tijd met rust, maar het komt altijd weer terug. Dan merk ik dat Ava spoorloos is verdwenen.
Letterlijk. Ze is compleet, helemaal en zonder twijfel opgegaan in rook.
‘Ava!’ Ik draai rond en rond en tuur in de glinsterende mist, de eeuwige schittering die nergens specifiek vandaan komt, maar overal hangt en alles doordringt. ‘Ava, waar ben je?’ roep ik. Ik ren over het midden van de lange, lege straat en blijf af en toe staan om door ramen en deuren naar binnen te kijken in de gebouwen. Ik vraag me af waarom er zoveel winkels, restaurants, salons en galerieën te vinden zijn als er toch niemand is die er wat aan heeft.
‘Je zult haar niet vinden.’
Als ik me omdraai, zie ik een klein, tenger meisje met donker haar achter me staan. Haar steile kapsel hangt tot op haar schouders en haar bijna zwarte ogen worden extra geaccentueerd door een pony die zo recht is dat hij met een scheermesje gesneden moet zijn.
‘Mensen raken verdwaald. Dat gebeurt zo vaak.’
‘Wie… wie ben jij?’ vraag ik, kijkend naar haar gesteven witte blouse. Ze draagt een geruit rokje, een blauw jasje en kniekousen. Het is een typisch kostschoolpakje, maar ik weet dat ze geen gewone leerling kan zijn. Niet als ze hier rondloopt.
‘Ik ben Romy,’ antwoordt ze. Maar haar lippen bewegen niet. De stem die ik hoor, komt bovendien achter mij vandaan.
Weer draai ik rond en daar zie ik precies hetzelfde meisje staan, lachend. ‘En zij is Rayne.’
Ik kijk om en zie Rayne nog steeds achter me staan. Romy loopt om me heen en voegt zich bij haar. De meisjes lijken als twee druppels water op elkaar; hun haar, kleding, gezicht en ogen. Ze zien er exact hetzelfde uit.
Op de kniekousen na. Die van Romy zijn naar beneden gezakt, die van Rayne zitten nog op hun plek.
‘Welkom in Zomerland.’ Romy glimlacht en Rayne kijkt me aan met een argwanende blik en half toegeknepen ogen. ‘Sorry van je vriendin.’ Ze geeft haar tweelingzus een por, maar die reageert niet. Daarom zegt ze: ‘Ja, ook Rayne vindt het vervelend voor je. Al zal ze dat niet toegeven.’
‘Weten jullie waar ik haar kan vinden?’ Ik kijk van de een naar de ander en vraag me af waar ze eigenlijk zo plotseling vandaan komen.
Romy haalt haar schouders op. ‘Ze wil niet gevonden worden. Dus hebben wij jou gevonden.’
‘Waar heb je het over? En waar komen jullie vandaan?’ De vorige keren dat ik hier was, heb ik nooit iemand anders gezien.
‘Dat kwam doordat je niemand anders wilde zien,’ beantwoordt Romy de vraag die ik niet hardop gesteld heb. ‘Je verlangde niemand te zien. Nu wel.’
Ik kijk haar aan met een uitgestreken gezicht. Mijn hersens tollen als het tot me doordringt. Kan ze mijn gedachten horen?
‘Gedachten bestaan uit energie.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Zomerland bestaat uit vlugge, intense, uitvergrote energie. Zo intens dat je het kunt zien.’
Zodra ze dat zegt, denk ik terug aan die keer dat ik hier met Damen was. Hoe we met elkaar konden communiceren via telepathie. Toen dacht ik nog dat dat iets tussen ons tweetjes was.
‘Als dat waar is, waarom kan ik Ava’s gedachten dan niet lezen? Hoe kan ze dan zomaar verdwenen zijn?’
Rayne rolt ongeduldig met haar ogen. Romy buigt naar voren en praat met zachte, lage stem alsof ze het tegen een kleuter heeft. En dat terwijl ze er allebei een stuk jonger uitzien dan ik. ‘Omdat je het eerst moet verlangen voor het gebeurt.’ Ze ziet dat ik er weinig van begrijp. ‘In Zomerland is alles mogelijk. Alles. Maar je moet iets eerst vanuit je hart willen, je moet het verlangen. Dan kun je het pas manifesteren of laten verschijnen. Anders blijft het alleen maar een mogelijkheid – een van de vele mogelijkheden – onvolledig en onvervuld.’