Reading Online Novel

Blauwe maan(49)



Ze knielt neer op het gras, klapt in haar handen en lacht van geluk als een prachtige golden retriever in haar armen springt en haar wangen nat maakt met uitbundig gelik. Ze drukt de hond stevig tegen zich aan en mompelt zijn naam keer op keer. Ik weet dat ik haar moet waarschuwen dat hij niet echt bestaat.

‘Ava, eh… het spijt me, maar hij is niet…’ Voor ik mijn zin kan afmaken, glijdt de hond al uit haar omhelzing weg als een patroontje van trillende pixels die al snel helemaal verdwijnen. De teleurstelling is van haar gezicht af te lezen en ik voel een knoop in mijn maag. Het is mijn schuld, ik ben met dit stomme spel begonnen. ‘Ik had het eerder moeten uitleggen,’ zeg ik, kwaad op mezelf dat ik zo impulsief was. ‘Het spijt me heel erg.’

Ze knikt en knippert wild met haar ogen tegen de tranen. Ze veegt het gras van haar knieën. ‘Het geeft niet. Heus. Ik wist dat het te mooi was om waar te zijn, maar om hem weer even te zien, even weer dat ene moment met hem te delen…’ Ze haalt haar schouders op. ‘Ook al was het niet echt, ik heb er totaal geen spijt van. Dus dat hoef jij ook niet te hebben, goed?’ Ze pakt mijn hand vast en knijpt hard. ‘Ik heb hem heel erg gemist. Om hem dan die paar tellen weer in mijn armen te kunnen sluiten… het is net een kostbaar en zeer zeldzaam cadeau. En dat ik dat mag meemaken heb ik aan jou te danken.’

Ik slik, knik en hoop dat ze dat meent. De komende paar uur kunnen we laten verschijnen wat en wie we willen, maar om eerlijk te zijn heb ik slechts één wens. En nu ik Ava’s moment met haar geliefde hond gezien heb, is het laten verschijnen van voorwerpen en spullen niet meer de moeite waard.

‘Dus dit is Zomerland.’ Ze kijkt om zich heen.

‘Yep, dit is ’t.’ Ik knik. ‘Maar ik heb er nooit meer van gezien dan dit ene veld, het beekje en een paar andere dingen die pas tevoorschijn kwamen toen ik ze liet verschijnen door eraan te denken. Zie je die brug daar? Helemaal in de verte? Waar die sliert mist omheen hangt?’

Ze draait zich om en knikt als ze de plek ziet.

‘Daar moet je niet te dichtbij komen. Dat is de brug naar het hiernamaals. Riley heeft je daar vast over verteld. Dat is de brug die ze uiteindelijk toch is overgestoken, nadat ik haar had overgehaald. Met een beetje hulp van jou.’

Ava tuurt in die richting. ‘Ik vraag me af wat er gebeurt als je hem probeert over te steken. Ik bedoel, als je nog niet dood bent. Zonder uitnodiging, zeg maar.’

Ik haal mijn schouders op. Het interesseert me te weinig om dat ooit te proberen. ‘Ik kan het je niet aanraden,’ zeg ik als ik de blik in haar ogen zie en besef dat ze er serieus over nadenkt. Ze vraagt zich af of ze de brug op zal lopen, al is het maar uit pure nieuwsgierigheid. ‘Misschien kun je dan nooit meer terug,’ ga ik verder om haar duidelijk te maken hoe ernstig de eventuele gevolgen kunnen zijn, aangezien ze daar niet bij stil lijkt te staan. Zomerland heeft dat effect op je – het is er zo mooi en magisch dat het je dingen laat doen die je anders nooit zou overwegen.

Ze kijkt naar me. Ze is niet overtuigd, maar wil graag meer zien dan alleen dit veld. Dus haakt ze haar arm door de mijne. ‘Waar zullen we eens beginnen?’

We hebben allebei geen idee waar we heen moeten, dus lopen we maar een stukje door. We wandelen door het veld met de dansende bloemen, langs het bos met de wuivende bomen. We steken het regenboogkleurige riviertje over waarin allerlei vissen zwemmen. Dan komen we bij een pad dat na een hoop kronkelige bochten leidt naar een lange, lege straat.

Het is geen gouden pad of een straat met gele stenen zoals in De Tovenaar van Oz. Het is een doodnormale straat, gemaakt van doodnormaal asfalt, net als thuis.

De straat is alleen wel stukken beter dan die thuis, want deze is schoon en smetteloos, zonder kuilen, putten of bandensporen. Alles hier ziet er zo glimmend en brandschoon uit dat het allemaal gloednieuw en ongebruikt lijkt. In werkelijkheid – althans, zoals ik dat van Ava begrijp – is Zomerland ouder dan onze jaartelling.

‘Wat weet je dan precies van die tempels of Paleizen van Kennis en Wijsheid, zoals je ze noemt?’ Ik kijk omhoog naar een indrukwekkend gebouw van wit marmer met allerlei engelen en andere mythische wezens die zijn uitgehakt uit de zuilen. Ik vraag me af of dit de plek is waar we moeten zijn. Het ziet er elegant en toch serieus uit, indrukwekkend maar niet afschrikwekkend. Precies wat ik me voorstel bij een bron van kennis en wijsheid.

Maar Ava haalt haar schouders op alsof het haar allemaal niet meer interesseert. Die houding straalt minder betrokkenheid uit dan ik graag zou zien.

Zij was er zo zeker van dat ik mijn antwoorden hier moet kunnen vinden. Zij stond erop dat we onze krachten bundelden en samen hierheen reisden. Nu we er eenmaal zijn, vind ik haar te zeer opgaan in het effect van spontane manifestatie. Daar gaat al haar aandacht nu naar uit.