1
Op het laatste moment ziet ze de man pas. Lisa is bezig de was aan de droogmolen in de tuin te hangen als hij achter de fladderende lakens opduikt. Met een gil laat ze het laken, dat ze net wilde ophangen, in het gras vallen. De man kijkt zo angstaanjagend dat ze terugdeinst en tegen het tafeltje achter haar botst. De wasmand die erop staat valt eraf, gevolgd door het knijpermandje.
Met samengeknepen ogen kijkt de man haar aan. Hij ziet er nogal onverzorgd uit, met gemillimeterd, zwart haar en een stoppelbaard van minstens twee dagen. Hij draagt afgetrapte cowboylaarzen en er zitten grasvlekken op zijn kleren. Maar het is vooral de kille blik in zijn ogen die Lisa angst aanjaagt.
Een windvlaag doet de droogmolen rondtollen en het wapperende wasgoed onttrekt de man even aan het zicht. Lisa maakt van die paar seconden gebruik om naar de keukendeur te hollen. De man loopt om de droogmolen heen, slaat de lakens opzij die tegen zijn gezicht waaien en loopt haar achterna. Pas als ze bijna bij de deur is, trekt hij een sprintje. Met een klap gooit Lisa de deur voor zijn neus dicht, maar nog voor ze de knip erop kan doen, duwt de man hem open en dringt zich naar binnen. Zijn aanwezigheid vult de hele keuken.
Lisa’s ogen glijden naar de messen die aan de betegelde muur boven het aanrecht hangen, maar ze weet dat ze nooit snel genoeg zal zijn om er een te pakken te krijgen. Behoedzaam schuifelt ze achterwaarts naar de openstaande deur van de huiskamer. Daar klinken schelle geluiden die afkomstig zijn van de televisie, haar vijfjarige dochter Anouk zit op de bank te zappen.
Roerloos blijft Lisa staan. De indringer ook, en secondenlang kijken ze elkaar aan. Als Anouk nu maar niets in de gaten heeft. Als ze maar rustig op de bank blijft zitten, verdiept in de tekenfilm.
De man ziet er niet overdreven gespierd uit maar hij is wel erg lang, en Lisa weet dat hij haar zonder moeite tegen de grond zou kunnen werken. Ze maakt zich geen illusies dat ze hem kan tegenhouden, maar ze kan hem in ieder geval het directe zicht op haar dochter ontnemen.
Het dringt tot haar door dat hij nog geen woord heeft gezegd. Ze kan hem niet peilen, heeft geen idee met wie ze van doen heeft en wat hij van haar wil.
Als de man op haar afkomt, deinst ze terug en grijpt de deurposten vast, maar hij draait zich om naar het aanrecht. Daar liggen de restanten van de lunch nog: de broodplank, een halve zak bruin brood, een rol beschuit en een pak hagelslag. In de gootsteen staat een half leeggedronken glas melk van Anouk. Meer kreeg ze er niet in vanmiddag, en Lisa had niet aangedrongen. De kans was groot dat ze het toch weer zou uitspugen.
De man pakt het glas en drinkt het snel leeg. Dan grist hij de broodzak naar zich toe, negeert de keurige knoop waarmee Lisa de zak heeft dichtgemaakt en scheurt het plastic kapot. De boterhammen tuimelen eruit en de man propt er een in zijn mond zonder acht te slaan op het beleg op het aanrecht. Terwijl hij eet, houdt hij Lisa met één oog in de gaten.
Ze bekijkt het tafereel vol verbazing. Die man is uitgehongerd! In tweestrijd kijkt ze hoe hij alles naar binnen propt. Als ze alleen was geweest zou ze er zeker snel vandoor zijn gegaan. Maar met Anouk zal ze niet ver komen. Het beste wat ze kan doen, is proberen hem duidelijk te maken dat ze niet de vijand is, dat ze hem wil helpen.
Met bevende handen opent ze de koelkast en steekt haar hand erin. Op hetzelfde moment omvat een grote hand haar arm in een stalen greep. Een agressief gezicht is opeens heel dichtbij, maar als hij ziet dat Lisa een doos eieren in haar hand heeft, ontspant de man.
‘Ik… ik dacht, ik zal een eitje voor je bakken,’ stamelt Lisa. ‘Heb je daar trek in?’
De angstige, onderdanige klank in haar stem bevalt haar niet, maar de man laat haar arm los.
Met trillende benen loopt ze naar het aanrecht en doet een kastje open. Zo kalm mogelijk, zonder onverwachte bewegingen, pakt ze een koekenpan en gaat aan de slag.
Te dichtbij, hij staat veel te dichtbij. Lisa’s handen omklemmen het pakje boter. Daar zal ze een stukje van af moeten snijden, maar ze vestigt liever niet zijn aandacht op een mes.
De boter is koud en hard en ze moet lang peuteren voor de verpakking eraf gaat en ze met haar vingers een stuk kan afbreken. Snel gooit ze de kluit in de pan en veegt haar vette vingers af aan haar spijkerbroek.
Sissend smelt de boter in de pan. Even later vallen de eieren erbij, maar ze heeft ze zo onhandig gebroken dat ze de stukjes eierschaal er weer uit moet vissen. Ook met het zout en de peper gaat ze te kwistig om. Het ergert haar dat ze de controle over haar handelingen kwijt is, en tegelijk voelt ze de behoefte om bezig te blijven en zo de schijn op te houden dat ze de situatie meester is.
Langzaam en weloverwogen draait ze zich om naar de koelkast en deze keer laat hij haar begaan. Kaas en ham belanden schots en scheef op de eieren, waarvan de dooiers langzaam stollen. Het gas kan nu lager en met een metalen schuimspaan licht ze het spiegelei af en toe op. Het voelt goed om iets in haar hand te hebben dat als wapen kan dienen, al is het nog zo minimaal.