Vierspel(101)
Er kan nog net een bedankje af, en dat is al heel wat. Ik loop achter haar aan naar buiten met het voornemen om de andere kant op te lopen dan zij, waar ze ook heen gaat, zodat we niet net hoeven doen of de ander lucht is. Ze slaat linksaf en vlak voor ik naar rechts ga hoor ik haar zeggen: ‘O, mijn god.’ Dus kijk ik om te zien wat zij ziet, en daar staat Alex tegen de etalage van de winkel naast ons pand geleund.
‘O, hoi,’ zegt hij en dan ziet hij mij staan, en hij kijkt langs Lorna, die als aan de grond genageld staat, en zegt: ‘Rebecca.’
‘Wat moet je?’ vraag ik. Ik zie Lorna’s onderlip trillen en de tranen opwellen in haar ooghoeken. Het is zo’n moment als bij een kleuter; je weet dat de bui elk moment kan losbarsten, want hij heeft zijn ijsje laten vallen, en je kunt er niets meer aan doen om het tegen te houden.
‘Ik wil met je praten. Over Isabel.’
Lorna blijft daar staan wachten op wat hij me verder te zeggen heeft. Het enige wat ik denk is dat ze door moet lopen als ze nog op tijd in The Ivy wil zijn.
‘Ik heb geen tijd. En ik heb je ook niks te zeggen, eerlijk gezegd. Kom, Lorna, dan loop ik met je mee.’
Ze verroert zich niet en Alex lijkt ook nergens heen te gaan. Ik kan nu niet weglopen en die twee hier achterlaten; ik moet zeker weten dat ze vertrekt naar waar ze moet zijn, en dus blijf ik ook staan wachten op wat er verder gaat gebeuren.
‘Alex…?’ zegt Lorna.
Hij kijkt haar heel even aan, maar richt zich dan weer tot mij: ‘Heeft ze je verteld dat ik heb gevraagd of ik weer terug mocht komen?’
Ik knik en Lorna slaakt een kreet als een figurant in een soap.
‘Dat meende ik ook echt,’ zegt hij zonder acht op haar te slaan. ‘Ik realiseer me dat ik de afgelopen maanden… Het is allemaal één grote fout geweest, een groot midlifecrisiscliché, als je het zo wilt noemen. Ik heb altijd wel gevoelens voor jou gehad… altijd gedacht dat ik verliefd op je was…’
Dit is toch niet te geloven? Dit zegt hij allemaal recht voor de neus van de vrouw van wie hij het hart volkomen aan gruzelementen heeft geholpen, en hij lijkt haar aanwezigheid nauwelijks op te merken. En niet alleen ziet hij niet dat ze er is, hij ziet ook niet dat ze er nu echt helemaal aan onderdoor gaat.
‘Ik wil dit verder niet aanhoren, oké?’
Ik stap op Lorna af en grijp haar arm, maar ze schudt me van zich af. We hebben inmiddels wat publiek getrokken, in de vorm van mensen die in de winkels verderop in de straat werken, wat de professionele reputatie van Mortimer and Sheedy weinig goed zal doen.
Maar Alex weet van geen ophouden. ‘Als ik had geweten… ik dacht… het kon toch nooit wat worden, dus heb ik het verder uit mijn hoofd gezet, en ik was ook gelukkig met haar, echt waar… Totdat… nou ja, tot het me allemaal te veel werd. Maar ik had vol moeten houden – dat weet ik nu ook. Het was goed genoeg, en alles wat er is gebeurd was één grote fout.’
‘Nee…’ zegt Lorna, of liever, ze snikt het uit.
Dan kijkt Alex haar eindelijk aan. ‘Ach, Lorna, kom op, jij weet toch ook best dat het niks voorstelde.’
Als ze al niet kapot was, dan komt deze opmerking aan als een doodklap, en ze brokkelt helemaal af. Ik moet echt iets doen om de schade te beperken, en om zo snel mogelijk van Alex af te komen.
‘Wat wil je nou precies van me?’
‘Naar jou luistert ze wel. Ze zegt nu nog nee, maar ik weet dat jij haar wel kunt overhalen, dat jij haar ervan kunt overtuigen dat ik veranderd ben, dat ik gewoon mijn oude leven weer terug wil met haar en de meisjes. Ik mis mijn kinderen, Rebecca. En denk nou na, geef het wat tijd, en we zijn weer gewoon met zijn viertjes. Ik weet dat Dan wel bijtrekt als Izz en ik weer bij elkaar zijn. Dat wil jij toch ook graag?’
Wat ik nu eigenlijk graag wil is hem in zijn gezicht stompen. Helaas is het daar nu niet het geschikte moment voor, dus ik zeg alleen: ‘Ik wil me er niet mee bemoeien. Ga nou maar weg. Alsjeblieft. Doe nou eens één keer dat wat je moet doen.’
Hij aarzelt even en zegt dan: ‘Oké. Maar denk er in elk geval over na. Iedereen verdient een tweede kans.’
‘Ja hoor,’ zeg ik. Whatever. Ik wil hier weg, of liever gezegd: ik wil dat Lorna hier nu weggaat.
Alex loopt op me af alsof hij me wil omhelzen, maar ik doe een stap naar achter. ‘Bedankt,’ zegt hij. ‘Tot gauw. Hé, Lorna, tot kijk,’ zegt hij tegen haar alsof ze niet meer is dan een vage kennis.
Dan gaat hij gelukkig weg en blijf ik over met de puinhoop die voorheen bekendstond als Lorna Whittaker. Haar hele gezicht zit onder de mascara, dus pak ik haar beet alsof ze een klein kind is, en begin haar met een zakdoekje schoon te poetsen.