Verlossing(78)
Vanuit zijn ooghoeken zag Halvor dat Bastian een arm uitstak om een uitpuilende envelop achter een stapel documenten op Engers bureau te leggen. In de ene hoek was vaag iets zwarts waar te nemen. De timing was perfect, omdat Enger met zijn gedachten heel ergens anders was. Als de hele opzet net zo goed werkte als toen ze hem op Halvors kantoor hadden geoefend…
‘Nee, ik geloof niet dat die naam me iets zegt,’ zei Enger uiteindelijk. ‘Ik kan de man natuurlijk wel een keer hebben ontmoet zonder dat ik het me herinner… Waar werkt hij?’
‘Hij is chauffeur bij MediaGevinst.’
Enger lachte een beetje. ‘Een chauffeur… Dacht u nou echt dat ik een chauffeur ken van een bedrijf waar ik niet eens elke dag mee werk?’
De man begon net zo onsympathiek te worden als Halvor vermoedde dat hij achter zijn masker van ‘charmante nationale opinieleider’ was, dus hij zei: ‘Ach, hij draagt toch ook een steentje bij aan uw miljoenen?’
De inspecteur keek Enger net zo lang recht in de ogen tot hij er zeker van was dat de dubbele bodem tot hem was doorgedrongen. Dat leek de welwillendheid van de gastheer niet te bevorderen, maar zijn nieuwsgierigheid won het blijkbaar toch.
‘En wat… waar wordt die man van verdacht?’
Precies op dat moment zoemde er een mobiele telefoon en Bastian pakte zijn apparaat uit het tasje aan zijn riem. De beide anderen zwegen terwijl hij naar het bericht keek. Toen stond de agent op en zei: ‘Ik moet helaas afscheid nemen. Haastklus, lijkt het.’
Zonder Enger nog een keer een hand te geven, verliet hij de kamer. Halvor keek naar Enger, die geen millimeter van zijn plaats was gekomen.
‘Ik kan niet in details treden, zoals u natuurlijk begrijpt. Voorlopig zijn we nog maar in het stadium waarin we zo veel mogelijk informatie over de verdachte verzamelen.’
‘U weet best dat ik een van mijn journalisten kan laten bellen om erachter te komen waar het om gaat,’ zei Enger.
‘Dan moet u dat maar doen,’ antwoordde Halvor. ‘Vraag maar naar commissaris Fridtjof Andersen. Hij onderhoudt het contact met de pers.’
Enger staarde hem kwaad aan. Zijn wraak kwam na een paar seconden bedenktijd: ‘Tja, als dat alles was wat u wilde weten, kunt u maar beter uw collega achternagaan. Als het gaat om mensen die deze man kennen, is het vast slimmer om het te proberen waar hij werkt: bij MediaGevinst,’ zei hij zuur.
Halvor stond niet op. In plaats daarvan liet hij zijn tweede bom ontploffen: ‘Kent u een zekere Irene Wiltze?’
Nu was het geen verbeelding meer; hij zag duidelijk dat de vraag Enger van zijn stuk bracht. Ditmaal nam hij heel veel bedenktijd.
‘En wat zou dat ermee te maken hebben?’ vroeg de hoofdredacteur ten slotte.
‘Geeft u eerst antwoord op mijn vraag, dan beantwoord ik daarna die van u.’
Enger keek hem gelaten aan: ‘Ja, ik ken haar. Tevreden?’
‘Niet helemaal. Mag ik vragen hoe u haar kent?’
‘We hebben korte tijd een relatie gehad. Lang geleden.’
‘Hoe lang geleden?’
‘Tja… Een jaartje of zo. Maar nu wordt het toch tijd dat u mijn vraag beantwoordt.’
‘Irene Wiltze is verdwenen. We zoeken haar al sinds gisteravond, maar zonder succes.’
‘Word ik ergens van verdacht?’
‘Nee,’ antwoordde Halvor. Toen voegde hij eraan toe: ‘Irene Wiltze is het laatst gezien in de auto van voornoemde Kent Willy Nilsen. Dus als u en Nilsen elkaar niet kennen, dan hebt u toch in elk geval een gezamenlijke bekende. Kunt u zich dankzij deze informatie misschien iets meer over uw relatie tot Nilsen herinneren?’
Enger klonk geïrriteerd en nerveus. ‘Nee, ik kan me nog steeds niet herinneren dat ik een Nilsen ken.’
‘Wist u dat Irene Wiltze heroïne gebruikt?’
‘Nee.’ Hij pauzeerde even. ‘Daar schrik ik van. Ze deed het in elk geval nooit toen wij samen waren. Misschien is ze ermee begonnen nadat ik het had uitgemaakt?’
Dat was een onbehoorlijke en misplaatste opmerking, en Halvor zag dat Enger dat zelf ook besefte. Was de man de controle aan het kwijtraken? Halvor liet het echter zonder commentaar passeren.
‘Wanneer hebt u Irene Wiltze voor het laatst gezien?’
Het antwoord leek ingestudeerd. ‘Dat zal ook ongeveer een jaar geleden zijn, denk ik.’
‘We hebben informatie waaruit blijkt dat Irene Wiltze maandagavond nog bij u thuis was, verkleed als schoolmeisje. Wilt u die informatie tegenspreken?’
Engers blik verstarde en hij keek niet meer naar Halvor. In plaats daarvan staarde hij naar zijn bureau, alsof het antwoord zich daar ergens bevond. ‘Ik… ik denk dat we nu genoeg met elkaar hebben besproken. Ik geef geen antwoord meer voordat ik met mijn advocaat heb overlegd.’