Reading Online Novel

Verlossing(75)



De man op de stoel keek op van wat hem zo boeide en richtte zijn blik op de patiënt tegenover hem. Het tweetal leek druk in gesprek. Halvor schudde de eerste schok van zich af en merkte dat het schouwspel hem irriteerde, wat natuurlijk niet had gemogen. Hij liet zich van de richel zakken en haalde zijn mobieltje uit zijn zak. Hij vond het geen prettig vooruitzicht Andersen te moeten vragen de ME af te blazen.





Dalsrudjordets flat zag er haast onbewoond uit. De best gemeubileerde kamer was de woonkamer, waar hij een hometrainer aantrof, een fitnessbank, een klein stereorack tegen de muur en twee zwak afgetekende lijntjes op een donker gebeitste eettafel. Daarnaast lag een doorzichtig plastic zakje en een van papier gemaakte huls.

Hans Petter bleef even staan en zag er tegenop Gundersen te bellen om nóg een flat te laten doorzoeken. Terwijl hij nog stond te aarzelen zag hij een bekend nummer van de Nationale Recherche op het display oplichten.

Over de slechte mobiele lijn klonk de stem van de technicus metalig en brokkelig, maar de boodschap kwam toch door.

‘Het is moeilijk – om niet te zeggen onmogelijk – om schoner spul te vinden.’

Hans Petter begreep uiteindelijk dat de man het had over de inhoud van het zakje dat Annelene Busch eerder die dag in de Teatergate van Dalsrudjordet had gekregen.

‘Oké. Dankjewel.’

‘Nog een paar dingen, trouwens. We hebben een paar redelijke vingerafdrukken gevonden op het plastic zakje en zijn die aan het identificeren. Bovendien hebben we een stukje van iets wat huid zou kunnen zijn gevonden op de sluiting van het zakje. Dat stukje ligt nu voor analyse bij het Forensisch.’

‘En de rest van de heroïne?’

‘Heel gewone straatkwaliteit.’

Hans Petter bedankte hem nogmaals en hing op. Het huidschilfertje zou wel van Dalsrudjordet zelf zijn of van Annelene Busch, toen ze het zakje aannam. Maar als dat niet zo was, zouden ze de mensen achter Dalsrudjordet op het spoor komen…

Chef plaats delict Gundersen nam pas bij het zesde belsignaal op, een duidelijk teken dat hij overwerkt was.

‘Eh… er moet nog een flat worden doorzocht, en het heeft haast,’ zei Hans Petter.

De pauze die volgde, was de langste die hij ooit van een Bergenaar had gehoord.





‘Ik denk dat wij samen maar eens een stuk of drie koppen koffie moeten drinken,’ zei Halvor toen de man op wie hij wachtte eindelijk de kamer uitkwam.

‘Wat doe jij hier in vredesnaam?’ Zijn verbazing leek oprecht.

‘Ik denk dat ik meer reden heb om dat aan jou te vragen. Volgens mijn tripteller bevind jij je ongeveer 960 kilometer buiten je eigen district,’ zei Halvor.

Geen van beiden zei verder nog iets totdat Halvor zijn vriend op een stoel in de dichtstbijzijnde kantine had gezet en was teruggekomen met twee broodjes. Als Halvor ergens aan gewend was, was het de catering van overheidsinstellingen. ‘Gewend was aan’ betekende niet hetzelfde als ‘hield van’; integendeel, het betekende in de meeste gevallen ‘duur’ en ‘slecht’. Maar, zoals gezegd: hij was eraan gewend op het politiebureau. Daarom reageerde hij er nauwelijks op dat de ziekenhuiskoffie smaakte als bittere thee en dat de kaas op het broodje eruitzag alsof hij al uren geleden zijn allerlaatste druppeltje vocht had uitgezweet.

Voor Kåre Olsen daarentegen waren zelfgebakken brood, kaas van de dichtstbijzijnde boerderij en vis zo uit de zee dagelijkse kost. Hij kon zijn wantrouwen niet verbergen toen hij zag wat Halvor voor hem had meegenomen.

‘Moeten jullie hier echt van leven?’

Halvor knikte.

‘Dan begrijp ik wel waarom jullie elke zomer naar Vega vluchten.’

‘We hebben hier ook restaurants met twee Michelinsterren.’

‘Kunnen jullie je dan veroorloven daarheen te gaan?’

‘Nee. Maar ik ken de namen.’

Ze grijnsden allebei. Niet vreselijk grappig, maar het was een begin. Ze moesten allebei over een ongebruikelijke reisrichting en een dom telefoongesprek heen stappen.

‘Zullen we beginnen?’ vroeg Halvor. Toen zijn vriend knikte, voegde hij eraan toe: ‘Jij eerst.’

En Kåre vertelde. Dat hij op Kavlingen een dagboek onder de dakrand had gevonden, dat hij dat in één nacht had uitgelezen en dat hij, uitgaande van het adres, in het bevolkingsregister naar namen was gaan spitten.

‘Maar hoe ben je er in vredesnaam achter gekomen dat hij in het Ullevål lag?’

‘Dat was simpel. Toen ik naar het pension ging waar hij woont, was zijn kamer verzegeld. Bij Narcotica wilden ze niks zeggen, dus belde ik de rechtbank en sprak met de rechter. Hij liet zich in een bijzin ontvallen dat de verdachte in het Ullevål lag…’

‘Zomaar, zonder meer?’

‘Ja, maar hij had me wel eerst teruggebeld om te checken of ik echt districtscommissaris in Vega was. Dus ik belde het Ullevål-ziekenhuis, stelde me voor en vroeg wanneer ik hem kon bezoeken.’