Reading Online Novel

Troost en Geluk(5)



'Met jou durf ik niet te wedden,' zei Connie, en ze beantwoordde zijn glimlach.

'Nee, dat durft niemand,' zei Harry en hij liet zich achterover in de zitbank vallen. 'Dat mens met haar bingo. Goede god, het is een ziekte. Onze Ben zegt dat ze op zondag rondloopt als een kat op heet asfalt. Stel je voor!' Hij keek van de een naar de ander. 'Wie wil er nou zes avonden per week bingo spelen?'

'Er zijn mannen die het hele seizoen door elke dag naar de paardenraces gaan en daar honderden kilometers voor reizen. Er zijn vrouwen die elke avond bridgen... ook op zondag.' Jim was net een filosoof die jonge studenten sociale wetmatigheden uitlegde. Dat beeld werd nog bevestigd toen hij naar een tafeltje liep, een sigaret uit een doosje pakte, ermee op de rug van zijn hand klopte, zich weer naar hen omdraaide en besloot: 'Niemand heeft het recht om andermans, of andervrouws, daden te veroordelen, tenzij hij in een vergelijkbare situatie heeft verkeerd en zijn eigen reacties daarop heeft kunnen peilen. Susan gaat naar bingoavonden omdat ze haar een uitlaatklep bieden. Bovendien hebben we begrepen dat ze er de afgelopen jaren behoorlijk wat geld mee heeft gewonnen, dus...'

'O, god! Hou toch op,' zei Harry, die zijn broer nog steeds niet recht aankeek. 'Ik begrijp best wat je bedoelt. Oké. Bekijk jij het maar vanuit een filosofisch standpunt, of vanuit welk standpunt dan ook. Voor mij blijft Susan een luie slons. Misschien niet een slons in de zin dat Ben haar bij kop en kont het huis zou uitzetten, maar ze is een luie trut die alleen maar denkt aan bingo en kleren. En als ze wist hoe ze eruitzag en hoe andere mensen haar zien, zou ze een rolberoerte krijgen... Kleren en uitgaan, dat is helemaal Susan.'

Toen Millie diep zuchtte keek Harry haar aan. Millie had een nukkig trekje rond haar mond en zei tegen niemand in het bijzonder: 'Dat ze het maar goed weet.'

Harry gaf haar een duw waardoor ze bijna van de divan viel en iedereen begon te lachen, alweer behalve Jim. Hij draaide zich naar het raam en tuurde even naar de binnenplaats om zichzelf de gelegenheid te geven zijn woede te bedwingen. Zijn broer Harry wist hem als geen ander steeds weer op de kast te krijgen. Hij had altijd al de behoefte gevoeld om hem op zijn bek te slaan, maar Harry slaagde er telkens in om de eerste klap uit te delen.

Jim vond zichzelf een uitstekende causeur, een interessante spreker. Als hij op dreef was, luisterden de mensen naar hem. Iedereen, behalve Harry... en zijn eigen gezin, natuurlijk. O ja, behalve zijn eigen gezin. Geen van allen luisterden ze ooit naar hem. Toen hij zich weer omdraaide, stond Harry naast Connie. Zijn broer was haar lachend iets aan het vertellen. Haar gelukkig en zorgeloos te zien gaf hem een bitter gevoel. Ze was erg op Harry gesteld, dat was ze altijd geweest. Ze bewonderde hem zelfs, die schoolmeester op de Westgate Road School, aan wie duidelijk te zien was dat hij uit Stanhope Street kwam. Wat een geweldige combinatie. Hij had nog steeds hetzelfde accent, waarmee hij met leerlingen praatte. En dan had hij het lef om tegen hem neerbuigend te doen en hem de mond te snoeren. Hij vroeg zich af waarom hij eigenlijk naar deze buurt was teruggekeerd. Waarom? Het had geen cent verschil gemaakt voor zijn schrijverij.

In de eerste paar maanden nadat hij aan het nieuwe boek was begonnen, had hij gedacht van wel. Maar wat had het hem eigenlijk opgeleverd? Niets. Hij had hier minder inspiratie dan wanneer hij in Londen was gebleven, en er was maar één ding dat hem tegenhield om er morgen nog terug te gaan.

Terwijl hij keurend de kamer rondkeek, zag hij nog een reden die hem in het noorden hield. Elk voorwerp in de kamer ademde geld... en goede smaak. Een man raakte nu eenmaal gewend aan bepaalde geneugten, die ongemerkt zijn leven waren binnengeslopen en waardeloos leken te worden totdat hij dreigde ze kwijt te raken. Hij had de afgelopen twintig jaar op zijn zachtst gezegd prettig kunnen leven en met het verstrijken van de jaren was hij steeds minder geneigd dat leven op te geven. Met de jaren veranderden zijn lichamelijke behoeften niet, hij werd hooguit steeds veeleisender en de prijs die hij moest betalen om zijn behoeften te bevredigen werd steeds hoger. In zijn geval betekende het dat hij zijn taalgebruik moest matigen en dat was een hele opgaaf voor iemand die graag venijn spuide. Hij wist dat hij in de loop van de avond al zijn zelfbeheersing in de strijd moest gooien, want die ochtend had ze haar bankafschrift gekregen en de uitbarsting was alleen maar uitgebleven omdat ze het partijtje van haar kleine Lord rimpelloos wilde laten verlopen.

Hij liep naar haar toe en legde een hand op haar schouder, iets wat hij al heel lang niet meer had gedaan. Zo lang dat hij zich de laatste keer niet eens meer kon herinneren. Toen hij haar niet voelde verstijven en ze niet terugdeinsde, boog hij zijn hoofd naar haar toe en vroeg: 'Wie wil er een borrel? Harry, wat drink jij?'