Troost en Geluk(9)
Hij had eerst naast haar gestaan, maar kwam nu tegenover haar. Zijn grote lijf leek op te zwellen toen hij zich over haar heen boog en tussen zijn tanden door siste: 'Soms zou ik je dat verdomde geld van je door je strot willen rammen.'
Ze staarde naar zijn rood aangelopen, razende gezicht. Hoe konden twee mensen die ooit gezegd hadden dat ze van elkaar hielden, zo diep zinken?
'Overal is een oplossing voor,' zei ze.
'O ja, en de oplossing is dat je beminde zoontje nu groot genoeg is. Je hoeft nu niet meer te doen of hij het slachtoffer zou worden van een ontwricht gezin. Dat hoeft nu niet meer. Omdat je eigen moeder ervandoor is gegaan, ging de kwetsbare kinderziel van je lieve zoontje voor alles.'
'Hou op!' Ze schoof haar stoel achteruit, stond op en maakte dat ze uit zijn buurt kwam. Ze was groter dan hij en nu ze zo rechtovereind stond leek hij naast haar ineens heel klein. Met een gevaarlijke trilling in haar stem zei ze: 'Ik heb je nooit gevraagd om te blijven, zelfs niet in het belang van Peter. Je bent gebleven omdat het gemakkelijk voor je was. Je wist tien jaar geleden al dat je met de royalty's van je boeken niet genoeg zou verdienen om je eigen kleren te kunnen kopen, tenminste niet van de kwaliteit waar je van houdt. Laat staan dat je er je auto van zou kunnen betalen, en...' Haar kin ging omhoog en het kostte haar moeite om haar zin af te maken: '...je speciale pleziertjes.'
Ze zag de kleur uit zijn gezicht trekken. Zijn mond werd een dunne grijze streep. De stilte in de kamer werd slechts doorbroken door het zwaarmoedige getingel van de staande klok in de hal. Toen ze zweetdruppels op zijn bovenlip zag verschijnen, begon ze bang te worden. Tot nu toe had hij haar nooit geslagen, maar in ruzies zoals deze kon ze zoiets verwachten. Ze draaide zich behoedzaam om en liep naar de lege open haard. Met haar hand op de schoorsteenmantel voor steun zei ze: 'Vanaf nu kun je doen waar je zin in hebt, maar zoals ik al zei hebben we de laatste drie jaar op ons kapitaal geteerd. In dit tempo zal er binnenkort niets meer zijn om van te leven.'
Er viel weer een stilte en toen zei hij grimmig: 'Waarom heb je dan een auto voor hem gekocht als je zo krap zit?'
Ze antwoordde kortaf: 'Het was maar een tweedehands wagen van tweehonderdvijftig pond. En ik ben trouwens van plan om een van de twee andere auto's weg te doen.'
Hij zei schor: 'En ik neem aan dat het mijn auto zal zijn die wordt opgeofferd?'
Ze liep weg van de schoorsteen en toen ze bijna bij de deur was zei ze: 'Als jij de garage, de benzine en het onderhoud kunt betalen mag je hem wat mij betreft houden.' Ze draaide zich nog eens om en zei vanuit de deuropening: 'Bovendien is het afgelopen met afzonderlijke geldopnamen. Met ingang van morgen hef ik de gemeenschappelijke rekening op.'
'Aha! Zo zit het dus.' Met drie stappen was hij bij haar en stond met gebalde vuisten gebogen tegenover haar. 'Dat is het dus! We komen bij de kern van de zaak, hè? Jouw achterdochtige geest is weer op hol geslagen. Nou, als je naar me wilt luisteren kan ik elke penny die ik heb opgenomen verantwoorden. Ik heb dit pak gekocht... en die nieuwe overjas. Ik heb ook dat polshorloge voor hem gekocht.' Hij sloeg tegen de muur.
Ze keek hem onverschrokken aan. 'In de afgelopen drie maanden,' zei ze nadrukkelijk, 'is er zeven keer twintig pond afgehaald en vijf keer tien pond.' Toen ze zich had omgedraaid en de hal door liep verwachtte ze min of meer dat ze iets naar haar hoofd zou krijgen. In haar slaapkamer gekomen leunde ze met haar rug tegen de deur en verborg haar gezicht zo heftig in haar handen dat haar mond ervan verwrong. Ze viel voorover op het bed. Met haar handen nog steeds voor haar gezicht begroef ze haar hoofd in het kussen en vroeg zich voor de duizendste keer af waarom ze dat al die tijd had geslikt. Waarom? Waarom?
Enkele minuten later, nadat de voordeur was dichtgeslagen en ze de lift naar beneden had horen gaan, hief ze haar droge, gloeiende gezicht op, ging overeind zitten en ademde diep in.
Toen er op haar deur werd geklopt, knipperde ze met haar ogen, ging staan en riep: 'Kom maar.'
Peter kwam binnen en bleef, net als zij zoëven, met zijn rug tegen de deur geleund staan. Hij was doodsbleek en zijn ogen stonden angstig. Op dat moment leken ze meer op elkaar dan ooit. Hij vroeg: 'Waarom hou je er niet mee op?'
'Waarmee?'
Met een driftig gebaar maakte hij zich los van de deur en riep: 'Kom. Hou me niet meer voor de gek. Dit is mijn achttiende verjaardag, weet je nog? Hij verwijt je altijd dat je mij vertroetelt. Nou, vertroetel me dan niet meer. Laten we erover praten. Ik vind dat je ermee moet ophouden. Waarom ga j e niet bij hem weg? Ik heb gehoord wat hij zei over je moeder die je vader in de steek heeft gelaten. Dat heb ik nooit geweten. Je hebt me dat nooit verteld. Ben je dan al die jaren bij hem gebleven voor mij? Luister.' Hij trok haar naar zich toe. 'Ik word gek van dat idee. Toe, mam, in jezusnaam