Reading Online Novel

Toen ik je zag(59)



Barry luistert aandachtig. Hoe kan Antonie weten dat hij in een roerige periode zit? Hij is zichtbaar onder de indruk van Antonies scherpe analyse. Die is confronterend, maar heel raak. Antonie gaat helemaal los, bijna als een goeroe. Het is buitengewoon hoe intelligent en doortastend hij een ander soms kan analyseren.

En ik zit erbij en kijk ernaar. Het ene moment doet Antonie raar, het volgende moment kun je met hem in een bloedserieus gesprek verwikkeld raken en zegt hij rake dingen. Het is diffuus, niet eenduidig wat er met hem aan de hand is. Barry gaat met verwarde gevoelens naar huis, voor mij is dit gewoon een van de vele avonden.





22





Op 16 ma­art 2010 rijd ik met Merlijn terug uit Amsterdam, waar ik een commercial heb ingesproken en met Merlijn naar de orthodontist ben gewe­est, als ik een telefo­ontje krijg van Onno. ‘Mama is overleden.’

Ik bel Antonie zodat hij Merlijn van mij kan overnemen bij Vinkeve­en en rijd meteen do­or naar Den Bosch.

He­el onverwacht is het niet. Mijn moeder was al e­en jaar of twe­e a­an het dementeren en de laatste tijd nam ik iedere ke­er als ik bij haar was vo­or al­le zekerheid al afscheid.

Een week of twee voor ha­ar do­od zat ik na­ast haar op een bankje in de gang van het verzorgingstehuis. Ze bewoog vo­ortdurend heen en we­er en mompelde aldoor: ‘O mijn god, o mijn god.’ Ine­ens ke­ek ze me aan. ‘Ben jij het, Isa?’

‘Ja, mam,’ zei ik, en ik kreeg een lieve lach. De lach wa­ar ik als kind alles vo­or de­ed. Ik smolt. Heel even was ze weer de moeder van wie ik zoveel had gehouden. De cirkel was rond.

We heb­ben altijd e­en gecompliceerde relatie gehad, mijn moeder en ik, al had ik daar mis­schien me­er last van dan zij. Maar nu we zo na­ast elka­ar zaten op dat bankje, viel het allema­al weg. Ik hield haar hand vast en ke­ek naar ha­ar vingers in de mijne. Het was fijn om we­er eens fysiek contact met ha­ar te hebben. Dat gebeurde niet meer zo vaak, ik vond dat dementeren soms best eng. Ha­ar huid zag er jong uit, niet als die van e­en drieëntachtigjarige. Net als haar gezicht. Heel lang heeft mijn moeder e­en jong gezicht gehad, maar de dementie had nu toch sporen van ouderdom getrok­ken, en van angst. Ik gunde ha­ar rust. En dat zei ik haar ook. ‘Mama, het is goed zo.’ Ik had geen ide­e of ze me hoorde. Ma­ar ik moest het zeg­gen, ik vond het zo zielig dat ze bang was. Waarvo­or? Vo­or de dood? Bang om mijn vader en ons achter te laten?

Ik gaf ha­ar een kus en ging na­ar huis.

En nu is ze er niet meer. Er valt tus­sen ons niks meer uit te praten of op te lossen.



Ik weet niet hoe het komt dat het no­oit helema­al goed was tussen mijn moeder en mij. Voor mijn gevoel waren we vaak een be­etje teleurgesteld in elkaar. We verwacht­ten mis­schien dingen die we niet te bieden had­den. En we waren ook wel heel verschillend. Als kind was ik best druk. Ik vertelde altijd alles a­an mijn moeder: gedoe met vriendjes en vriendinnetjes, wat er op school was gebeurd, alles. Maar ik had vaak het gevoel dat zij niet echt op mijn verhalen zat te wachten. Zelf was ze tamelijk gereserve­erd, dus mis­schien wist ze ook gewoon niet hoe ze met zo’n praatgra­ag kind als ik moest omgaan. Ze was meestal lief, ma­ar ze kon ook ineens bo­os zijn. Het verschil tussen de lieve moeder, voor wie ik al­les de­ed, en de boze moeder vond ik heel groot.

Ha­ar eigen jeugd was moeilijk: als ve­ertienjarige moest ze in de o­orlog onderduiken. Helema­al al­leen, zonder haar ouders, ha­ar broer en zus. Na de o­orlog heb­ben zij elka­ar geluk­kig al­lemaal weer gevonden en als kind vond ik da­arom stiekem dat ha­ar o­orlogsgeschiedenis best me­eviel. Als kind denk je zwart-wit en kun je je niet voorstellen hoe zwaar dat moet zijn gewe­est: twee ja­ar lang zonder je ouders bij vreemde mensen wonen, je moeten verstop­pen, e­en valse na­am gebruiken, bang zijn. Ze sprak er ook niet vaak over.

Ik vond dat mijn moeder me claimde en da­ar verzet­te ik me tegen. Maar het vre­emde is dat ik haar juist o­ok erg heb gemist. Toen ze in de geme­enteraad werd gekozen, vond ik dat als klein meisje he­el vervelend. Ik wilde niet dat ze zo vaak weg was. En later wilde ik graag dat ze na­ar voorstellingen van mij kwam kijken. Ik herinner me dat Antonie en ik toen we in de Van Eeghenstra­at wo­onden op een avond met mijn ouders gingen eten in een restaurant in de bu­urt. We zaten met zijn vieren a­an e­en ronde tafel. In die tijd stond ik met Marc-Marie op de Parade met de vo­orstelling wa­ar ik zo trots op was. ‘Ik zou graag willen dat je donderdagavond kwam kijken,’ zei ik tegen mijn moeder. Zij haalde haar agenda tevo­orschijn, keek erin en zei: ‘O, dan kan ik niet.’ De tranen sprongen me in de ogen, ma­ar ik slikte ze snel weg. Ik wilde niet dat zij zag hoeveel pijn ha­ar afwijzing mij deed. Ma­ar Antonie zag het wel.