Toen ik je zag(56)
Ik vind ook dat hij nu echt met iemand moet gaan praten. Een professional. Ik besef dat het niet makkelijk is om Antonie zover te krijgen. Ik bedenk dat het iemand moet zijn bij wie hij op voorhand al een goed gevoel heeft. Een halfjaar daarvoor hebben we een interview gegeven. Toen ging het al niet goed tussen ons, maar we deden het interview toch, zo goed en zo kwaad als het ging. De journalist die ons interviewde was een psycholoog. Ik stel Antonie voor eens met hem te gaan praten. Hij lijkt verrast, maar reageert tenminste niet meteen afwijzend.
Binnen een week kan hij er terecht. Als hij terugkomt, is Antonie enthousiast. Hier kan hij wel wat mee. Ik vraag niet te veel door, ik ben allang blij dat hij is gegaan en er vaker heen wil. Het is goed dat hij met een ander praat, want ik kan hem niet helpen, hoe graag ik dat ook wil. Onze relatie gaat kapot als we zo doorgaan. Ik kan niet zijn therapeut zijn. Natuurlijk praten we nog wel. Dat hoort bij ons. Maar wat voel ik me alleen.
Mijn dagboek:
ZONDAG 7 MAART 2010
Ik moet mijn vriendschappen onderhouden – heeeel belangrijk – anders verdwijn ik in ons ‘isolementachtige’ leven. Fijne dingen doen met de kindjes, de tuin weer opknappen. Er is genoeg te doen, ook voor Antonie, maar ik hoop dat-ie aan de slag wil gaan. Ik weet soms niet meer hoe en waarom we samen zijn en waar de liefde is. Misschien toch maar samen in therapie? Ik wil wel af van het zogenaamde alles zelf kunnen en moeten kunnen. De laatste tijd voel ik ook weer de last van de bekendheid, of het nou zo is of niet, maar het mooi weer spelen, het altijd smoezen verzinnen waarom Antonie niet lekker in zijn vel zit, ik heb het er helemaal mee gehad.
21
Begin maart belt Antonies broer Kristiaan. Of hij wil komen eten. Dat vraagt Kristiaan wel vaker, maar meestal wimpelt Antonie hem af.
‘Ik zal erover nadenken,’ zegt Antonie deze keer. ‘Ik bel je nog.’
Als ik het hoor, reageer ik enthousiast. Maar Antonie ziet er als een berg tegenop, eten en praten terwijl hij depressief is. Hij wil het liefst in bed liggen. Ik spoor hem aan toch te gaan, iets leuks te doen. Afleiding is altijd goed.
Antonie belt zijn broer terug. ‘Ik wil wel komen, maar niet om te praten, daar heb ik niet zo’n zin in. Kaarten, vinden jullie dat een goed plan?’
Kristiaan is al blij dat hij überhaupt komt. Antonie heeft de neiging zijn familie op afstand te houden. Vooral Kristiaan, die hem toch wel geregeld belt om te vragen hoe het gaat en om te vragen of ze elkaar kunnen zien, zet hij vaak zonder pardon aan de kant. ‘Alleen als het echt belangrijk is kunnen we afspreken, of als je advies nodig hebt, niet voor de gezelligheid. Ik heb het te druk.’ Ook al bedoelt Kristiaan het niet zo, voor Antonie voelt het als een verplichting, en daar is hij allergisch voor.
Op de avond zelf heeft hij weer zijn bedenkingen.
‘Waarom vertel je het niet gewoon?’ probeer ik. ‘Het is je broer, geen vreemde.’
Antonie twijfelt. Blijkbaar durft hij niet eerlijk te zijn als mensen vragen hoe het gaat. Ik zeg hem dat het misschien een kans is om iets te veranderen. Praten over hoe het echt met hem gaat in plaats van te doen alsof alles goed is en ondertussen verteerd worden door somberheid. Niemand in zijn familie weet hoe zwaar hij het heeft. Ze staan te dicht bij hem, zijn te bezorgd.
‘Als je het hardop zegt is het misschien minder zwaar,’ spreek ik mijn gedachte uit. ‘Ik weet natuurlijk niet hoe het voelt, maar ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die je begrijpen. Of dit herkennen. En vanavond ben je echt in een veilige omgeving, je hoeft je niet beter voor te doen dan je bent of bang te zijn.’
Antonie gaat. Later hoor ik van Kristiaan dat hij aan het begin van de avond nog wat bedrukt is, als een kind bij de tandarts. Sanne, Kristiaans vriendin, is aan het koken; een vispotje. Dan ineens realiseert ze zich dat Antonie vegetariër is. ‘Ik ga het gewoon weer eens proberen,’ zegt hij.
Het gesprek tijdens het eten is ongedwongen, maar iedereen blijft, zoals afgesproken, op veilig terrein. Ook tijdens het kaarten gaat het goed, al blijft Antonie bedachtzaam. Langzaamaan ontspant hij zich en begint hij zelf te praten. Hij vertelt dat hij ertegen opzag om te komen, maar dat hij, nu hij er eenmaal is, eigenlijk heel blij is. En hij vertelt hoe lastig hij het vindt om alleen thuis te zijn; vooral de avonden duren lang. Ze praten over zijn werk.
‘Waarom ga je niet iets anders doen?’ vraagt Kristiaan. ‘Een eigen agentschap beginnen of zo?’
Sanne gooit ertussen: ‘Of beeldhouwen! Dat heeft mij ooit enorm geholpen om door een zware tijd heen te komen... Wie weet helpt het jou ook wel.’