Toen ik je zag(57)
Antonie luistert oprecht en aandachtig. Ja, wie weet.
Als Sanne een bloeiende camelia in haar tuin ontdekt, roept ze de broers. ‘Kijk dan, ik kan daar zo van genieten.’
Antonie kijkt haar aan. Hij is oprecht verbaasd dat ze dat kan. ‘Ik kan soms niet eens meer van mijn kinderen genieten,’ zegt hij.
Het valt stil. Dat het leven zwaar is voor Antonie was duidelijk, maar het is nog veel heftiger dan dat. Boven begint hun dochter Isis te huilen. Sanne gaat naar haar toe, Kristiaan en Antonie praten verder. De opmerking lijkt vergeten.
Antonie verwoordt alles altijd zodanig dat het lijkt alsof hij weet hoe het zit en ermee bezig is. Doordat hij inderdaad eindelijk gepraat heeft, gaat hij vrolijk weg. Het is een pak van zijn hart. Als Antonie ’s avonds thuiskomt, is hij ontzettend blij en opgelucht. En dankbaar dat ik hem heb gestimuleerd te gaan. ‘Het was goed om zo te kunnen praten en ze vonden het helemaal niet raar wat ik zei of dacht.’
Vond ik het dan wel raar, waar jij last van had? Ik zou eerder zeggen dat ik me er niet in kon verplaatsen, wat het heel lastig maakte om je te helpen. Je was volgens mij zo ontzettend eenzaam. Ik wilde die eenzaamheid wegnemen, maar dat kon ik niet. Ik kon niet begrijpen hoe je je voelde. Je zei altijd dat ik blij moest zijn dat ik het niet voelde. En dat je blij was dat ik anders was dan jij.
Die avond gaat Antonie opgeruimd naar bed, de volgende ochtend staat hij zelfs vroeg op. Dit is nieuw. Of eigenlijk iets van heel lang geleden. Hij heeft het gevoel dat er iets is gebeurd. De wederopstanding noemt hij het. Van de ene op de andere dag voelt hij zich lichter en hij kan weer blij en vrolijk zijn. Maar het is wel een omslag van honderdtachtig graden, van helemaal down naar helemaal up. En beide kloppen niet, beide zijn uit balans.
Ik heb daar meteen een slecht gevoel over. Hoe kan hij zo snel veranderen? Zoiets heb ik nog nooit gezien. En wat ik nog het ergste vind: hij gaat niet meer naar bed. Het lijkt alsof hij de verloren tijd aan het inhalen is. Eerst kon hij niets, nu doet hij alles tegelijk. Bellen en opruimen, televisiekijken en op zijn computer en telefoon tikken, urenlang. De helft van de tijd weet ik niet waar hij mee bezig is. Als ik naar bed ga en vraag of hij ook zo komt, knikt hij. ‘Ik kom zo.’ Maar meestal kruipt hij pas rond vier uur naast me in bed. Ik kijk op de klok. ‘Waarom ben je zo laat? Jij zou toch morgen vroeg opstaan en de kinderen naar school brengen?’
Antonie gaapt. ‘Doe ik ook, ga nou maar slapen,’ zegt hij, en hij draait zich om.
Als ik de volgende ochtend toch om zeven uur wakker word, is Antonie al weg. Ik draai me om, maar kan de slaap niet meer vatten. Voorzichtig kaart ik het later die dag bij hem aan. ‘Ik maak me zorgen, schat. Je slaapt niet meer. Je bent vrolijk, maar dit gaat wel heel ver.’
Antonie reageert fel: ‘Ik begrijp niet wat je bedoelt. Is het nou weer niet goed?’
Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Ik ben blij dat je je beter voelt. Maar het lijkt wel doorgeslagen naar de andere kant.’
Antonie kijkt me kil aan: zijn mondhoeken naar beneden, een harde blik.
‘Het spijt me, ik kan het niet goed uitleggen, maar dit geeft me een heel naar gevoel.’
‘Oké... Ik heb je gehoord, tot vanavond.’
Daarna is het niet meer bespreekbaar. Als ik het probeer, wordt Antonie onmiddellijk boos en gaat hij me uit de weg.
Hij is nu ook vaak dingen kwijt. Hij was altijd al chaotisch, maar nu is het extreem. Laat zijn agenda liggen, vergeet zelfs zijn laptop. Op de gekste plekken laat hij tassen staan, we krijgen geregeld telefoontjes dat Antonie iets vergeten is. Hij vergeet zelfs een keer te betalen bij het tankstation bij ons in de buurt. Gelukkig kennen ze ons daar en als ik diezelfde dag ook kom tanken, betaal ik het bedrag en krijg ik de foto’s mee. Die worden altijd gemaakt wanneer mensen wegrijden zonder te betalen, voor de politie. Als ik ze ’s avonds aan Antonie laat zien, moet hij lachen en trots hangt hij ze op. ‘Ik had het niet eens door, zo druk was ik.’
Het wordt een patroon. Bijna dagelijks moet hij ergens iets ophalen of betalen omdat hij zijn portemonnee is vergeten. Dat iedereen het accepteert, verbaast me niets – Antonie komt altijd overal mee weg en nu, in zijn gekke, chaotische periode helemaal. Zolang hij de grootste lol heeft, heeft niemand door dat er iets mis is. Maar ik vind het niet zo grappig als de meeste mensen.