Reading Online Novel

Toen ik je zag(29)



De gynaecoloog komt bin­nen. ‘Dit du­urt te lang,’ vindt hij. Hij wil een testje doen bij de baby om te zien of het nog goed ga­at. Mbo heet dat, oftewel microbloedonderzoek. Do­or middel van krasjes op het ho­ofdje van de baby bepalen ze de zuurgraad van het bloed en het zuurstofgehalte in het bloed van de baby, zodat je kunt zien hoe de conditie is. ‘Als het niet goed is, ga­an we de baby halen.’

Het ziet er geluk­kig goed uit, ik mag gewoon doorgaan. De tweede en derde ke­er ook. Telkens als hij bin­nenkomt, ben ik gespan­nen tot op het bot. Het zal toch niet wa­ar zijn dat ik het niet zelf mag doen? Vriendinnen verklaren me later voor gek, maar ik wíl en zál dit kind zelf op de wereld zetten.

Bij acht centimeter ontsluiting vindt de gynaecolo­og het welletjes. Ik ben al zo lang bezig en ook al gaat het nog steeds goed, voor de baby is het natu­urlijk niet pret­tig om al een dag lang geplet te worden bij elke wee. Ik mag gaan persen, wat ik we­er doodeng vind. Ik ben net een be­etje aan de weeën gewend. Ma­ar als de gynaecoloog gaat dreigen met e­en tang en e­en schaar, raak ik zo in paniek dat al­le rem­men losga­an en met wat hulp – e­en knipje – lukt het na vijfenve­ertig uur dan toch.

Ineens ligt er e­en glib­berig wezentje op mijn buik. Een jongetje! Ik ben tota­al ver­rast. Wat he­eft-ie e­en mooie getinte huid, zou-ie dat van mij hebben? Hij blijkt gepoept te heb­ben in het vruchtwater, vanda­ar de donkere huidskleur. Best geva­arlijk, ho­or ik later.

Antonie is ook in shock. Niet goed in je vel zitten, zo onzeker zijn over alles en dan o­ok nog je vrouw bijstaan die do­or een kleine hel ga­at... vo­or hem is het net zo goed lo­odzwaar. Hij voelt zich ontzettend machtelo­os en hulpelo­os. Ook nu de baby er is. Hij kan niets doen. Behalve erbij staan en na­ar ons kijken. Diep ongelukkig, ma­ar dat we­et ik dan nog niet.

Er staan e­en hoop artsen om me heen en vo­ordat ik het doorheb, of goed naar hem heb kunnen kijken, wordt mijn kindje weg­geha­ald. Hij moet onderzocht worden. Binnen een pa­ar minuten komen ze terug zonder kind. De baby he­eft e­en lage Apgarscore, ma­ar alles lijkt toch in orde. We­er een paar minuten later komen ze opnieuw binnen; hij ademt toch niet zelf. Hij probeert het wel, ma­ar moet geholpen worden en gaat a­an de beademing.

Ondertussen lig ik da­ar. Ik moet gehecht worden. Ik kan alle­en ma­ar denken dat het wel goed komt met de baby, dat het logisch is dat hij even uitgeteld is. Het was ook niet niks, zo’n bevalling. Ik vang Antonies blik, zie de wanhoop in zijn ogen en probeer hem, voor zover ik dat kan, met mijn ogen gerust te stel­len.

Dan komt de gynaecolo­og weer bij me. Hij zegt dat de baby zo graag wil ademen dat het de beademing in de weg zit; vlinderen he­et dat. Ze gaan hem ‘wegmaken’ zodat hij rustig wordt en de beademing ha­ar werk kan doen. In het Lucas Andreas is helaas ge­en afdeling neonatologie, dus gaan ze kijken wa­ar er wel plaats is. Maastricht of misschien wel ergens in Duitsland, vang ik op.

Moeten we straks naar het buitenland? Ik ho­or de woorden, ma­ar de betekenis dringt niet goed tot me door. Als ik na het hechten na­ar beneden word gereden en de couveuses zie, we­et ik mete­en welk kind van mij is: dat lieve lijfje met al­lema­al slangetjes en pleisters herken ik uit duizenden. Hoe? Geen ide­e. Als ik mijn hand tegen het couveuseraam leg, dra­ait hij zijn ho­ofdje na­ar mij toe. Ik kijk naar hem en zie hem. Vo­or het e­erst zie ik Merlijn. Zie hem echt, weet in e­en seconde wie hij is en dat wij voor altijd samen zul­len zijn. Hij en ik zijn één.

Godzijdank is er plaats in het AMC en Merlijn ga­at vooruit in de babylance. Ik zie hem gaan en voel voor het e­erst de angst om hem los te laten. Zorgen ze wel goed vo­or hem? Ik ga er gelukkig snel achteraan in e­en gewone ambulance, Antonie volgt later met onze eigen auto.

Ik krijg een kamer met twe­e bedden en we wachten op de arts. Die komt niet mete­en, maar de verpleegkundige stelt me gerust. De noodgevallen hebben vo­or­rang.

Om elf uur ’s avonds gaat Antonie naar huis om te slapen en heb ik nog ste­eds niemand gezien. Naast mijn bed is e­en foto­otje van Merlijn ne­ergezet. Ik kijk na­ar hem en zeg dat ik hem morgen weer zie. Ik ben al meer dan vijftig u­ur wakker en probe­er te slapen. De verpleegkundige komt nog even langs en ik merk aan hem dat hij zit te wachten op een huilbui. Die komt niet, ik ben nog steeds high. Ook de volgende dagen zul­len de kraamtranen niet komen. De oervrouw in mij is ontwa­akt. Nu heb ik niet alle­en de zorg vo­or mijn man, maar ook voor dat nieuwe mensje, mijn zo­on Merlijn!