Toen ik je zag(25)
Antonie ontdekt steeds een nieuwe therapie. Altijd iets lichamelijks in combinatie met bewustwording, waardoor hij ook gesprekken voert met deze en gene. Dat laatste stelt mij enigszins gerust. Massages, reiki, shiatsu… en ik doe mee. Ik kijk door Antonie op een andere manier naar mezelf en vind het allemaal heel interessant. Ook ik voel veel en weet niet altijd waar het vandaan komt, en ook ik heb geen behoefte aan praten. Misschien ben ik wel net zo eigenwijs als Antonie. Wie kan mij vertellen hoe ik in elkaar zit? Ik ken mezelf beter dan wie ook. Maar de massages vind ik heerlijk. Ik gebruik wat ik kan gebruiken, de rest gaat aan me voorbij.
Bij jou niet, denk ik nu. Bij jou bleef alles haken. Jij absorbeerde en absorbeerde om maar iets te vinden waar je mee verder kon. Je was zo op zoek, maar naar wat? Jezelf? Iedere keer had je het weer gevonden. Dit was het! En het werkte ook wel. En dan ging het weer goed. Voor zolang het duurde.
10
In februari 1998 zijn we samen een weekje met vakantie op El Hierro, een klein Canarisch eiland. Op de laatste dag merk ik dat ik over tijd ben. Ik houd mezelf voor dat ik beter in Nederland kan kijken of ik een test moet halen. Maar het loopt anders: het vliegtuig heeft een mankement en we zullen pas ’s avonds laat terugvliegen. We hangen een beetje rond vlak bij het vliegveld en kopen na enig aarzelen toch een zwangerschapstest. Ineens slaan de zenuwen toe. Stiekem lijkt het me steeds leuker om zwanger te zijn.
We gaan wat drinken in een restaurantje. Opgewonden en giechelig zitten we aan een tafeltje. Van de zenuwen kan ik natuurlijk niet plassen en we bestellen nog wat. Dan ga ik naar de wc, plas over het staafje en doe snel de dop er weer op. Antonie heeft inmiddels betaald en we lopen naar buiten. Ik zie van opwinding niet meer waar ik loop, de test brandt in mijn hand. We lopen naar een rustige plek en gaan zitten op een muurtje met een prachtig uitzicht. Een ruig terrein, grillige bomen, diffuus licht. Goed in me opnemen hoe mooi het daar is lukt me niet, afgeleid door de test in mijn hand en de zenuwen die door me heen gieren. Eigenlijk wil ik niet kijken, want stel dat het níét zo is? Stel dat ik helemaal niet zwanger kan worden? Ik word onzeker. We zijn amper een halfjaartje bezig, wat zitten we hier nou.
‘Kom op, laat zien,’ zegt Antonie.
Ik open mijn dichtgeknepen hand, haal de test eruit, we houden ’m samen vast, ik haal de dop eraf... TWEE ROZE STREEPJES!
We zijn er stil van. En tegelijk verspreidt zich een zachte vreugde die ik nog niet kende door mijn lichaam. Een voorbode van het wezentje dat in mij groeit?
‘Het wordt een meisje en ze heet Merlijn,’ zegt Antonie ineens.
‘Sorry? Heb ik daar ook nog iets over te zeggen?’
Daarmee zijn we weer terug op aarde. We blijven nog even zitten op het muurtje, verbaasd om ons heen kijkend. De wereld ziet er nog precies hetzelfde uit, maar alles is anders. Het lijkt nog een fantasie, alsof we ons aan het inleven zijn in een nieuwe rol, maar die twee streepjes zijn maar al te echt.
Als in een droom lopen we weer terug naar de straat. We moeten naar het vliegveld. Ik kijk nog even achterom. Dit beeld wil ik vasthouden. Het muurtje, het uitzicht. Als we langs het cafeetje naar onze auto lopen, zien we in de etalage van een kledingwinkel een paar rode babyslofjes. Antonie loopt naar binnen en komt met een brede glimlach en met de ingepakte slofjes weer naar buiten. We zijn uitgelaten, euforisch, en meteen daarna is er weer die stilte en ontroering. Wat gek en onwerkelijk allemaal. Ik dacht dat we het van de daken zouden schreeuwen, iedereen meteen zouden willen bellen, maar we voelen dat dit nog even alleen voor ons is. Dit prachtige geheim koesteren we.
Jij wilde een kind. Wat me verbaasde was niet dat jij het wilde, maar dat ik er zelf bang voor was. Kon ik het wel? Ik had er nooit over gefantaseerd. Maar jij was er blijkbaar niet bang voor. Pas aan het einde van je leven, toen werd je bang... toen ik het niet meer was.
Vanaf dat moment verandert er een heleboel. Het feit dat ik zwanger ben maakt dat Antonie goed voor me wil zorgen. Wat heel lief is, maar ik merk wel dat hij steeds slechter in zijn vel komt te zitten. Hij begint aan alles te twijfelen. De vrienden die hij een tijd geleden bij de workshops in het château in Frankrijk heeft leren kennen en met wie we veel omgaan valt het ook op. ‘Jezus, Antonie! Wat is er met je aan de hand!’ roepen zij. Dat is niet handig, want Antonie kan helemaal niet tegen kritiek. En dus wordt hij nog onzekerder.