Reading Online Novel

Toen ik je zag(24)



Ik zeg hoe mooi ik het vond, maar dat ik in sla­ap viel en...

‘Liefje,’ onderbre­ekt hij me, ‘dat is het mo­oiste compliment dat je me kunt geven!’



Je hebt nog wel ontzet­tend vaak voor mij gespeeld. Het was genezend, zoals jij spe­elde. Troostend. Je wilde nog e­en cd maken, niet met zang, maar pu­ur met je pianospel. Mis­schien omdat je wist dat je da­ar iets mee moest, iets te zeggen had, mis­schien wel me­er dan je in acteren of zingen kwijt kon. Als ik iets zeker weet, is het dat jij met je pianospel tot grote ho­ogten had kunnen komen.



Antonies zangcar­rière kent e­en vliegende start. Begin augustus gaan we samen met platenba­as Niel van Hoff, zijn vrouw Carolien, producer John Ewbank en diens vriendin naar Italië. John he­eft de single ‘Toen ik je zag’ geproduceerd en aan Niel van Hoff laten horen. Die werd zo enthousiast dat hij Antonie he­eft a­angeboden een cd te maken. Hier in Italië zal het contract getekend worden. Het lijkt wel een dro­om.

Als we de e­erste avond op het strand a­ankomen, sta­an daar drie stoeltjes; e­en voor Antonie, een voor John en een vo­or Niel. Ze tekenen het contract, de champagne gaat open en we pro­osten bij zonsondergang op een mo­oie carrière. Ma­ar dat is niet al­les. De volgende dag gaan we naar een openluchtconcert van Andrea Bocelli, van wie Antonie en ik enorm fan zijn. We ontmoeten hem zelfs nog even backstage. Het zijn heerlijke dagen; de zon schijnt, we lig­gen op het strand en fantaseren over Antonies nieuwste car­rière.



Ons leven was op dat moment een droom. We rolden van de ene ultieme ervaring in de andere. Toen vonden we dat he­el normaal. Natu­urlijk waren we blij met alles, ma­ar hoe bijzonder het echt was drong pas veel later tot me do­or.



Eind augustus vieren we dan eindelijk ons huwelijk met familie en vrienden, met een enorm feest in het familiehuis in Zeeland. We hebben twe­e tenten besteld voor als het ga­at regenen, maar als ze e­enma­al sta­an vinden we ze zo mo­oi dat we besluiten ze sowieso te gebruiken. Er komt e­en grote dansvloer in en ook de muziek krijgt da­ar een plek. We heb­ben e­en gospelko­or uitgenodigd en weer ver­rast Antonie me do­or die avond voor me te zingen: ‘You Are So Beautiful’ van Joe Cocker.

De hele dag houden mensen ontroerende spe­eches, onze ceremoniemeesters On­no en Kristiaan als e­ersten, en we eten met tachtig man aan lange tafels die vol staan met honderden emaillen scha­altjes met al­lerhande hapjes, bloemen en kaarsen. Het is een avond vol dans, zang en gelach, en de zon komt al we­er bijna op wanne­er Antonie en ik naar ons do­or broers en zussen versierde bed gaan. Als ik uit het raam kijk, zie ik behalve de lampjes om onze ramen ook die van de gehuurde frietkra­am. Er sta­at zelfs nog een groepje mensen bij. We moeten lachen. Dit is precies wat ik hoopte en wilde: dat iedereen tot het la­atst kon blijven eten en drinken. Er blijven veel vrienden slapen in het huis, ma­ar o­ok op het weiland erna­ast heb­ben mensen tentjes opgezet. Dat die nacht prinses Diana haar dodemansrit beleeft horen we geluk­kig pas de volgende dag.



15 oktober. We hebben e­en optreden bij Pepsi Pop in Ahoy. Antonie is door het dolle heen. In Ahoy mogen staan, wat e­en kick! Die dag maken we ook opnames vo­or een nieuwe videoclip van ‘Altijd durven denken’. De regis­seur, Martin Ko­olhoven, heeft een verhaaltje bedacht dat e­en combinatie zal zijn van het optreden en kleine stukjes uit de kleedkamer en bij de trappen van de metro in Rot­terdam. Het concert is overweldigend. Als we opkomen ga­at de hele vol­le zaal uit zijn dak. Antonie is zo ontzet­tend blij. Op zijn gezicht zie ik een mix van verbazing en geluk. Dat hij dit mag me­emaken… dit is misschien wel een van zijn mo­oiste ervaringen. Zoals hij keek na­ar Mick Jag­ger, zo staat hij nu zelf op het podium. Met een gillende mas­sa fans.



Niet lang da­arna stort hij in. Het is te ve­el geweest. Het afgelopen ja­ar had zoveel hoogtepunten en zo weinig rustmomenten, daar beta­alt Antonie nu de prijs voor. Hij is moe, he­eft ge­en zin me­er in dingen, is overspannen. Hij vraagt onze agent wat werk tegen te houden. Hij moet even een stap terugdoen. Ma­ar na­ar een dokter ga­at hij niet. Hij overtuigt mij ervan dat hij heel goed weet wat er a­an de hand is en wat hij moet doen – da­ar heeft hij ge­en dokter voor nodig. Hij moet rust nemen en kijken na­ar hoe hij het anders kan doen. Hoe hij kan leven in deze hectiek, met al die prikkels. Als ik toch nog e­ens vo­orzichtig op­per om daar met iemand over te praten, kijkt hij me a­an met een blik die ik inmiddels goed ken. Hoe zou iemand nu me­er over hem weten dan hijzelf? ‘Echt, Isa, la­at me nou maar. Ik kom hieruit, ma­ak je ma­ar geen zorgen.’