Toen ik je zag(22)
Het is een grijze dag, de zon komt er niet echt doorheen, maar niets kan ons humeur verpesten. We lopen, nee, we zweven in onze mooie kleren door de stad. We stralen van top tot teen. En als we de hoek omslaan bij het stadhuis, lopen we recht op een camera af.
Een paparazzo… uit Nederland! Hè?! Hoe kan dát nou? We zijn verbijsterd. Als hij vraagt of hij mee naar binnen mag, zijn we meteen weer terug op aarde. Absoluut niet! We zijn niet voor niets met z’n tweeën naar Venetië gekomen. We sluiten een deal: als we naar buiten komen mag hij een paar foto’s van ons maken, maar we gaan niet poseren. Hij moet maar doen wat hij altijd doet: zien dat hij leuke foto’s krijgt.
We stappen naar binnen en voelen: nu wordt het serieus. De ambtenaar heeft een prachtige sjerp om van de Venetiaanse vlag, de ring ligt op een mooi schaaltje en we mogen gaan zitten, met de vertaler voor ons. We genieten van het moment.
Na de eerste zinnen beseft de trouwambtenaar dat hij iets vergeten is. Hij stopt, loopt naar een tafeltje tegen de zijmuur waar een cassetterecorder op staat, drukt een knopje in en daar schalt De vier jaargetijden door het zaaltje. Allebei schieten we in een nerveuze lachbui. Wat pompeus! Tegelijkertijd raken we ontroerd. Het is echt, we gaan trouwen. Als we de woorden uitspreken, voelen we de zwaarte en de kracht van de bezegeling. Antonie schiet vol. Ik daardoor ook. Daar zitten we dan. Met z’n tweetjes. Getrouwd! Dat het zo’n impact op ons zou hebben hadden we niet verwacht.
Buiten is het nog steeds droog, af en toe schijnt zelfs de zon. Zoals afgesproken komt de fotograaf kort een paar foto’s maken. Dan is het tijd om te lunchen. Hand in hand, verliefd en gelukkig, lopen we door de stad. Na een uur krijgt Antonie in de gaten dat de fotograaf ons nog steeds volgt. We verzinnen een list, slaan een hoek om en wachten hem op. Als hij tevoorschijn komt, laten we hem schrikken: ‘Dit is wel héél flauw, het is onze trouwdag! Je hebt wat je hebben moet, ga alsjeblieft weer naar huis.’ Deze keer vertrekt hij echt.
Pas in Nederland zullen we erachter komen dat hij ons toch het stadhuis in is gevolgd. Maar uiteindelijk zijn we heel blij met de prachtige foto’s van ons trouwen. Zelf hadden we nauwelijks foto’s gemaakt en nu hebben we voor altijd dierbaar ‘bewijsmateriaal’.
Als de fotograaf vertrokken is, is de dag weer van ons. Na de lunch lopen we door Venetië met een aureool van geluk om ons heen, mensen stoppen en applaudisseren spontaan, het is alsof we in een film zitten. Daar moeten we even aan wennen, maar gaandeweg genieten we ervan. We kennen deze mensen niet, hoeven hun geen aandacht te geven, en het is wel heel feestelijk.
Als we ’s middags terugkomen in ons hotel liggen er faxen te wachten; lieve berichten van ouders die er niet bij ‘mochten’ zijn, maar die toch aan ons hebben gedacht en er nu een wijntje op nemen. Dat gaan wij ook doen. We hebben gereserveerd bij een restaurant op het San Marcoplein. Vlak voor vertrek begint het keihard te regenen. Met paraplu’s gaan we op weg, bij het restaurant reiken ze ons regenlaarzen aan. We krijgen een tafel aan het raam met prachtig uitzicht: een ondergelopen plein, regen afgewisseld door de zon die langzaam ondergaat, schitterende, bijna kitscherige kleuren in de lucht. We zitten in een geluksbubbel. Dit vergeten we nooit meer.
Bij terugkomst in Nederland gaan we meteen als een gek aan de slag. Antonies single staat nog steeds op één, we moeten repeteren met Hero en de Hero’s. Voor de band is het gesneden koek, voor Antonie en mij is het nieuw. Antonie zoekt een stuk of twintig nummers uit die hij altijd al heeft willen zingen, naast natuurlijk ‘Toen ik je zag’.
Ons eerste optreden geven we op 20 juli 1997. Eigenlijk is het meer een try-out, in een kleine zaal, een prima gelegenheid om te kijken hoe het gaat. Antonie vindt het één groot feest, op het podium is hij op zijn plek. Hij kent geen gêne en gaat all the way. Aanvankelijk ben ik bloednerveus, maar gaandeweg de tour kom ik ook steeds meer los.
De studentenfeesten waar we optreden zijn onvergetelijk. Antonie is waanzinnig populair en elk optreden knallen we een uur lang de tent door. Ik zing nog twee solonummers – een idee van Antonie. Ik was onzeker, maar hij was ervan overtuigd dat ik het zou kunnen. Na zes weken is het afgelopen en ik besef dat ik iets heb overwonnen. Altijd heb ik gedacht dat ik niet goed kon zingen, maar wat is het een geweldige ervaring.