Reading Online Novel

Tess Gerritsen(16)



Ze dacht: Teddy zal zich nooit meer veilig voelen.

Moorden is makkelijk. Als je dicht genoeg bij je doelwit kunt komen, heb je alleen maar het juiste gereedschap nodig, of dat nu een kogel, een mes of semtex is. En als je het goed voorbereidt, hoef je erna niets op te ruimen. Het verwijderen van een man als Icarus, die springlevend is, zich tegen je verzet en zich heeft omringd met familie en lijfwachten, vereist veel meer precisie.

Dat is de reden waarom we het grootste deel van de maand juni besteedden aan surveillance, verkenning en dry runs. Dry runs zijn nepaanvallen, om te zien of je plannen voor de uiteindelijke aanval helemaal kloppen. We maakten lange uren, zeven dagen per week, maar niemand klaagde. Waarom zouden we? Het hotel was comfortabel en alle onkosten werden vergoed. Aan het eind van de dag kon je net zoveel drinken als je wilde. En geen goedkope wijn, maar goede Italiaanse, want voor wat er van ons vereist werd, vonden we dat we niets dan het beste verdienden.

Het telefoontje van onze handlanger kwam op een donderdag. Hij werkte als kelner in La Nonna en voor die avond waren twee aangrenzende tafels gereserveerd. Een tafel voor vier en een tafel voor twee. Er waren flessen Brunello di Montalcino besteld, die ontkurkt moesten worden zodra de gasten arriveerden. Er bestond geen enkele twijfel voor wie die tafels gereserveerd waren.

Ze arriveerden in aparte auto’s, vlak achter elkaar. In de zwarte BMW zaten de twee lijfwachten. In de zilverkleurige Volvo zat Icarus zelf achter het stuur. Dat was een tic van hem: hij wilde altijd zelf rijden, de baas zijn. Ze parkeerden de auto’s tegenover de ingang van La Nonna, aan de overkant van de straat, zodat ze er tijdens de gehele maaltijd zicht op hadden. Ik had mijn positie al ingenomen op het terras van een nabijgelegen café, met een espresso voor mijn neus. Ik zat op de eerste rang voor het precisieballet dat zich ging ontvouwen.

Eerst stapten de lijfwachten uit hun BMW. Ze keken naar Icarus toen die uit zijn Volvo stapte. Hij reed altijd in een Volvo, een weinig opwindende keuze voor een man die zich een keur aan Maserati’s kon veroorloven. Hij opende het achterportier. Uit de auto kwam een van de redenen waarom hij in zo’n veilige auto reed. Carlo, zijn jongste zoon, was acht jaar oud, had grote donkere ogen en net zulk weerbarstig haar als zijn moeder. De veters van de jongen waren losgeraakt en Icarus bukte zich om ze opnieuw te strikken.

Dat was het moment waarop Carlo me zag, op het nabije terras. Hij keek me zo indringend aan dat ik een steek van paniek voelde. Ik dacht: de jongen weet het. Om de een of andere reden weet hij wat er gaat gebeuren. Ik had zelf geen kinderen, net zo min als de rest van de teamleden, dus wisten we niet veel van hen af. Voor ons waren het kleine aliens, onvoltooide wezens die genegeerd konden worden. Maar Carlo’s ogen waren helder en wijs, en plotsklaps werden mij alle uitvluchten ontnomen. Ik kon niet meer rechtvaardigen wat we zijn vader gingen aandoen.

Icarus kwam weer overeind. Hij nam Carlo bij de hand, stak met zijn vrouw en oudere zoon over en ging La Nonna binnen voor hun diner.

Ik kon weer ademen.

Ons team kwam in actie.

Een jonge vrouw kwam aanlopen met een kinderwagen, de baby diep weggestopt onder een laag dekentjes. Opeens begon de baby te huilen; de vrouw bleef staan en boog zich over de wagen om hem te sussen. Ik was de enige die er dicht genoeg bij zat om te kunnen zien dat ze een mes in de band van de auto van de lijfwachten stak. De baby werd stil en de vrouw liep weer door.

In La Nonna werd de wijn ingeschonken, twee kleine jongetjes draaiden spaghetti om hun vork, schalen met kalfs-, lams-en varkensvlees werden aangedragen.

Buiten, in de straat, zou de valklem zich weldra sluiten. Alles verliep volgens plan.

Maar ik bleef denken aan de kleine Carlo, die zo indringend naar me had gekeken. Een blik die tot diep in mijn borst was doorgedrongen en aan mijn hart vrat. Wanneer je zo’n sterk voorgevoel krijgt, mag je het niet negeren.

Maar ik negeerde het.





7


Maura reed met alle autoraampjes open en snoof de geur van de zomer op die naar binnen waaide. Sinds ze de kust van Maine een paar uur geleden achter zich had gelaten, had ze in noordwestelijke richting door een zacht glooiend landschap gereden waar het vriendelijke zonnetje de graanakkers met een gouden licht had overspoeld. Maar nu had het bos haar opgeslokt en leek het net alsof het opeens nacht was geworden, zo donker was het tussen de bomen. Toen ze kilometers lang geen andere auto’s meer zag, begon ze zich af te vragen of ze soms de verkeerde weg was ingeslagen. Er waren hier geen huizen, geen opritten, geen enkele zijweg waaraan ze kon zien of ze goed zat.

Ze had al half besloten te keren toen de weg opeens eindigde bij een toegangshek. Op de boog erboven stond één enkel woord, in sierlijk vervlochten letters: EVENSONG.