Tess Gerritsen(12)
‘Zult u me echt helpen?’ vroeg hij.
‘Erewoord.’
‘Ik kan niets zien. Ik weet niet waar hij is en durf niet terug te gaan om hem te zoeken.’
‘Waar heb je het over, Teddy?’
‘Mijn bril. Ik denk dat hij in mijn slaapkamer ligt. Dat moet wel, maar ik weet het niet zeker…’
‘Ik haal hem wel voor je.’
‘Daarom kan ik u niet vertellen hoe hij eruitzag. Omdat ik hem niet kon zien.’
Jane gaf geen antwoord. Ze durfde hem niet te onderbreken, bang dat hij, als ze iets zei, als ze zich zelfs maar bewoog, weer in zijn schulp zou kruipen als een angstige schildpad. Ze wachtte af, maar het enige geluid was dat van het ruisende water van de fontein.
‘Over wie heb je het?’ vroeg ze uiteindelijk.
Hij keek haar aan. Het was alsof er diep in zijn ogen blauw vuur brandde. ‘De man die ze heeft doodgeschoten.’ Zijn stem brak. Verstikt door tranen ging hij op hoge toon door: ‘Ik wou dat ik u kon helpen, maar ik kán het niet. Ik kan het niet, ik kan het niet…’
Nu nam het moederinstinct het over van Jane’s gezonde verstand. Ze spreidde haar armen. De jongen kroop tegen haar aan en legde zijn hoofd op haar schouder. Ze sloeg haar armen om hem heen en voelde zijn lichaam hevig schokken, alsof het ieder moment uit elkaar kon vallen en alleen de kracht van haar armen de bundel botjes bij elkaar hield. Hij was niet haar kind, maar toen hij zich aan haar vastklampte en haar blouse nat werd van zijn tranen, voelde ze zich als zijn moeder en was ze bereid hem te beschermen tegen alle monsters.
‘Hij zal niet stoppen.’ Omdat hij zijn gezicht tegen haar schouder gedrukt hield, waren zijn woorden bijna niet te verstaan. ‘De volgende keer zal hij me vinden.’
‘Nee.’ Ze pakte hem bij zijn schouders en duwde hem zachtjes van zich af om zijn gezicht te kunnen zien. Lange wimpers wierpen schaduwen op zijn poederwitte wangen. ‘Hij zal je niet vinden.’
‘Hij zal terugkomen.’ Teddy sloeg zijn armen om zijn bovenlichaam en keerde zijn blik binnenwaarts, naar een verre, veilige plek waar niemand hem iets kon doen. ‘Hij komt altijd terug.’
‘Teddy, we kunnen hem alleen pakken, hem alleen tegenhouden, als jij ons helpt. Als je me vertelt wat er vannacht is gebeurd.’
Ze zag zijn magere borst uitzetten en de zucht die volgde, was veel te vermoeid en verslagen voor zo’n jonge jongen. ‘Ik was in mijn kamer,’ fluisterde hij. ‘Ik zat een van Bernards boeken te lezen.’
‘En toen?’ spoorde Jane hem aan.
Teddy richtte zijn holle blik op haar. ‘En toen begon het.’
Tegen de tijd dat Jane naar het huis van de Ackermans terugkeerde, werd het laatste lijk juist naar buiten gebracht – een van de kinderen. Jane bleef in de hal staan toen de brancard met piepende wieltjes over de glanzende parketvloer werd geduwd en kon het niet helpen dat ze zich verbeeldde dat haar eigen dochter onder het laken lag. Ze huiverde, draaide zich om en zag Moore de trap afkomen.
‘Heeft de jongen iets gezegd?’
‘Genoeg om me te vertellen dat hij niets heeft gezien waar wij iets aan hebben.’
‘Dan ben je met hem heel wat verder gekomen dan ik. Ik had al zo’n gevoel dat jij in staat zou zijn tot hem door te dringen.’
‘Niet dat ik nou zo’n troeteltype ben.’
‘Het gaat erom dat hij is losgekomen. Crowe wil dat jij het contact met hem onderhoudt.’
‘Ben ik opeens de kinderopvang?’
Hij haalde verontschuldigend zijn schouders op. ‘Crowe heeft de leiding.’
Ze keek langs de trap naar de bovenverdiepingen, waar het nu griezelig stil was. ‘Waar is iedereen?’
‘Achter een tip aan over de huishoudster, Maria Salazar. Zij heeft de sleutels en de code van het alarmsysteem.’
‘Dat lijkt me nogal logisch.’
‘Ja, maar ze heeft ook een vriendje dat regelmatig met de wet overhoop ligt.’
‘Wie?’
‘Een illegale vreemdeling genaamd Andres Zapata. Hij heeft in Colombia een strafblad. Inbraak en drugssmokkel.’
‘Is hij ooit opgepakt wegens geweldpleging?’
‘Niet voor zover we weten. Maar dat zegt niet veel.’
Jane keek naar de antieke klok aan de muur. Een ervaren inbreker zou die niet over het hoofd hebben gezien. Ze dacht aan wat haar daarstraks was verteld, dat de handtas van Cecilia en de portefeuille van Bernard nog in de slaapkamer lagen en dat er waarschijnlijk ook niets ontbrak in het juwelenkistje.
‘Als het om inbraak ging,’ zei ze, ‘wat heeft hij dan meegenomen?’
‘In een huis van deze afmetingen, met zoveel waardevolle spullen om uit te kiezen?’ Moore schudde zijn hoofd. ‘De enige die ons dat misschien kan vertellen, is de huishoudster.’