Tess Gerritsen(19)
‘Dit is het hart van Evensong,’ zei Lily. ‘De bibliotheek. De leerlingen zijn hier dag en nacht welkom. Ze mogen van alle boeken gebruikmaken, op voorwaarde dat ze die met eerbied behandelen. En mochten ze in de bibliotheek niet kunnen vinden wat ze zoeken…’ Lily liep naar een deur, deed hem open en liet Maura een kamer zien waar een tiental computers stond. ‘…dan hebben we Google nog als laatste redmiddel.’ Ze keek een beetje vies toen ze de deur weer dichtdeed. ‘Maar zeg nou zelf, wie heeft internet nodig, als je dit tot je beschikking hebt.’ Ze maakte een breed gebaar naar de drie verdiepingen boeken. ‘Eeuwen aan wijsheid, opgeslagen onder één dak. Ik begin al te watertanden als ik er alleen maar naar kijk.’
‘Gesproken als een ware docent klassieke geschiedenis,’ zei Maura terwijl ze haar ogen over de titels liet gaan. De vrouwen van Napoleon. Het leven van de heiligen. Egyptische mythologie. Ze stokte bij een titel die in gouden letters op donker leer was gedrukt. Lucifer. Het boek leek haar te wenken, haar aandacht op te eisen. Ze haalde het van de plank en keek naar het beduimelde leren omslag met de stempelversiering van een gehurkte duivel.
‘Het is onze filosofie dat geen enkele vorm van kennis verboden is,’ zei Lily zachtjes.
‘Kennis?’ Maura zette het boek weer op zijn plek en keek de jonge vrouw aan. ‘Of bijgeloof?’
‘Het helpt om beide beter te leren begrijpen, vindt u niet?’
Maura liep door de zaal, langs rijen lange tafels met stoelen en wereldbollen waarop was uitgebeeld hoe de wereld er in verschillende tijdperken had uitgezien. ‘Zolang je het niet als feiten voorstelt,’ zei ze. Ze bleef staan bij een wereldbol uit 1650, waarop de continenten nog niet de juiste vorm hadden. Een tijdperk waarin enorme delen van de wereld nog onontdekt en onbekend waren. ‘Het is bijgeloof. Het zijn mythen.’
‘Hier onderwijzen we juist dat waar u in gelooft, dr. Isles.’
‘Dat waar ik in geloof?’ Maura keek haar vragend aan. ‘En wat mag dat dan wel zijn?’
‘De exacte wetenschappen. Scheikunde, natuurkunde, biologie en botanie.’ Ze keek op de antieke staande klok. ‘Dat laatste vak krijgt Julian op dit moment en het lesuur is bijna voorbij.’
Ze verlieten de bibliotheek via dezelfde weg, door de donkere gang, en bestegen de brede trap. Toen ze langs het wandkleed kwamen, zag Maura het eventjes rimpelen, misschien vanwege een tochtvlaag, waardoor het net leek alsof de eenhoorns een ogenblik tot leven kwamen, trillend onder de afgeladen fruitbomen. In de bocht van de trap was een raam. Maura bleef staan om naar de omliggende bossen te kijken. Julian had haar verteld dat de school midden in de bossen stond, kilometers ver van de bewoonde wereld, maar nu werd haar pas goed duidelijk hoe geïsoleerd Evensong lag.
‘Hier kan niemand bij ons komen.’ De zachte stem klonk zo dichtbij dat ze ervan schrok. Lily stond half verborgen in de schaduw van een gewelf. ‘We telen ons eigen voedsel. We hebben kippen voor de eieren, koeien voor de melk. We stoken hout van ons eigen terrein. We hebben niets uit de buitenwereld nodig. Daarom voel ik me hier zo veilig.’
‘Midden in een bos vol beren en wolven?’
‘U weet net zo goed als ik dat veel dingen buiten de omheining gevaarlijker zijn dan beren en wolven.’
‘Is het voor jou niet makkelijker geworden, Lily?’
‘Ik denk nog iedere dag aan wat er is gebeurd. Aan wat hij mij en mijn familie heeft aangedaan. Dat ik hier nu ben, helpt enorm.’
‘Is dat echt zo? Of wordt je angst op deze geïsoleerde plek juist versterkt?’
Lily keek haar recht in de ogen. ‘Een gezonde angst voor de wereld houdt je in leven. Dat is de les die ik twee jaar geleden heb geleerd.’ Ze liep weer verder de trap op, langs een donker schilderij van drie mannen in middeleeuwse kledij, dat ongetwijfeld eveneens afkomstig was uit Anthony Sansone’s verzameling. Maura dacht aan de onstuimige leerlingen die elke dag langs dit meesterwerk de trap op-en afvlogen en vroeg zich af hoeveel milliseconden het op een andere school intact zou zijn gebleven. Hetzelfde gold voor de bibliotheek met al die kostbare boeken. De leerlingen van Evensong moesten heel bijzondere jongeren zijn als dergelijke schatten zomaar aan hen werden toevertrouwd.
Op de overloop van de eerste verdieping wees Lily naar boven. ‘De slaapkamers zijn op de tweede verdieping. Die van de leerlingen in de oostelijke vleugel, die van de staf en gasten in de westelijke. U logeert in het oudste deel van de westelijke vleugel, waar alle kamers een open haard hebben. ’s Zomers zijn dat de beste kamers van het hele gebouw.’
‘En ’s winters?’
‘’s Winters zijn ze niet bewoonbaar. Tenzij je de hele nacht op wilt blijven om hout op het vuur te gooien. We sluiten die kamers dan ook af zodra het koud wordt.’ Ze liep een gang in. ‘Laten we even gaan kijken of Pasky al klaar is.’