Tess Gerritsen(10)
Er stond een agent op wacht bij de voordeur. Hij keek grinnikend naar Crowe’s optreden voor de televisiecamera’s. ‘Wie zal hem spelen als hier een film van wordt gemaakt?’ vroeg hij zich hardop af. ‘Vindt u Brad Pitt er knap genoeg voor?’
‘Niemand is knap genoeg om Crowe te kunnen spelen,’ zei ze sarcastisch. ‘Ik moet met de jongen praten. Is hij hier?’
‘Ja. Agent Vasquez is bij hem.’
‘Het wachten is op dr. Zucker, de psychiater. Als hij komt, moet je hem meteen binnenlaten.’
‘Goed.’
Jane merkte nu pas dat ze de handschoenen en schoenbeschermers nog aanhad. Ze stroopte ze af, propte ze in haar zak en belde aan. Een knappe vrouw met zilvergrijs haar deed open.
‘Mevrouw Lyman?’ vroeg Jane. ‘Ik ben rechercheur Rizzoli.’
De vrouw knikte en wenkte haar. ‘Komt u gauw binnen. Ik wil niet dat die afschuwelijke televisiecamera’s ons zien. Het is zo’n inbreuk op je privacy.’
Jane ging naar binnen en de vrouw deed snel de deur dicht.
‘Ze zeiden dat u zou komen, al weet ik echt niet of u bij Teddy meer zult kunnen bereiken. Die aardige rechercheur Moore was al zo geduldig.’
‘Waar is Teddy?’
‘In de tuinkamer. De arme jongen heeft amper een woord tegen me gezegd. Hij stond vanochtend opeens in zijn pyjama voor de deur. Toen ik zijn gezicht zag, wist ik meteen dat er iets verschrikkelijks was gebeurd.’ Ze draaide zich om. ‘Komt u maar mee.’
Jane liep met mevrouw Lyman mee en zag net zo’n trap als bij de Ackermans. En net als bij de Ackermans bevatte ook dit huis schitterende, duur ogende kunstwerken.
‘Wat heeft hij tegen u gezegd?’ vroeg Jane.
‘Hij zei: “Ze zijn dood. Ze zijn allemaal dood.” Dat was het enige wat hij wist uit te brengen. Ik zag dat hij bloed aan zijn blote voeten had en heb onmiddellijk de politie gebeld.’ Ze stopte bij de deur van de serre. ‘Zulke fijne mensen, Cecilia en Bernard. En Cecilia was zo gelukkig omdat ze eindelijk had gekregen wat ze altijd had gewild, een huis vol kinderen. Ze zaten midden in de adoptieprocedure voor Teddy. Nu is hij weer helemaal alleen.’ Ze slikte en zei toen: ‘Ik zou hem best willen houden. Hij kent me en hij kent dit huis. Cecilia zou dat ook gewild hebben.’
‘Dat is heel lief aangeboden, mevrouw Lyman, maar de sociale dienst heeft pleeggezinnen die speciaal zijn opgeleid om met getraumatiseerde kinderen om te gaan.’
‘O. Nou ja, het was maar een idee. Omdat ik hem al ken.’
‘Dan kunt u me in elk geval iets meer over hem vertellen. Hoe kan ik het beste proberen contact met hem te krijgen? Waar houdt hij van?’
‘Het is een erg stille jongen. Hij houdt van boeken. Elke keer dat ik hiernaast kwam, zat Teddy in Bernards bibliotheek te lezen in boeken over het Romeinse Rijk. U zou kunnen proberen het ijs te breken door daarover te praten.’
De geschiedenis van het Romeinse Rijk. Niet mijn specialiteit. ‘Waar houdt hij nog meer van?’
‘Horticultuur. Hij houdt van de exotische planten in mijn serre.’
‘Houdt hij ook van sport? Is hij een fan van de Bruins of de Patriots?’
‘Och nee, sport interesseert hem niet. Daarvoor is hij veel te verfijnd.’
Ik zal me naast die jongen voelen als een holbewoner.
Mevrouw Lyman stond op het punt de deur van de serre open te doen, toen Jane vroeg: ‘Hoe heeft hij zijn ouders verloren? Hoe is hij bij de familie Ackerman terechtgekomen?’
Mevrouw Lyman keek haar aan. ‘Weet u dat niet?’
‘Ze zeiden dat hij een wees is die geen enkele familie meer heeft.’
‘Daarom is dit zo’n ramp, vooral voor Teddy. Cecilia wilde hem zo graag een nieuw leven geven, een reële kans om weer gelukkig te worden. Ik denk niet dat die kans nu nog bestaat. Niet nu het hem voor de tweede keer is overkomen.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Twee jaar geleden was Teddy met zijn ouders en zusjes met hun zeiljacht op vakantie. Toen ze bij Saint Thomas voor anker lagen is er midden in de nacht, toen iedereen sliep, iemand aan boord gekomen. Teddy’s ouders en zusjes zijn vermoord. Doodgeschoten.’
In de lange pauze die daarop volgde, besefte Jane opeens hoe stil het huis was. Zo stil dat ze haar volgende vraag op gedempte toon stelde. ‘Hoe komt het dat Teddy dat heeft overleefd?’
‘Ik heb van Cecilia gehoord dat hij met zijn zwemvest aan in het water dreef. Hij kon zich niet herinneren hoe hij daar terecht was gekomen.’ Mevrouw Lyman keek naar de gesloten serredeur. ‘Daarom is dit voor hem zo verschrikkelijk. Het is al erg genoeg als je één keer je hele familie kwijtraakt. Maar twee keer?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Dat is iets wat geen enkel kind kan doorstaan.’