Reading Online Novel

Tegenlicht(121)



Er zijn nu geen bange vermoedens geweest, alleen nieuwsgierigheid. En wat ik door me heen voel golven is niets minder dan blijdschap en trots. Ik ben achtendertig; ik heb alle statistieken tegen. Het zou niet zo kunnen zijn. Niet zo snel. Zo makkelijk.



Met de test in mijn trillende hand loop ik de woonkamer in. Ik leg het plastic buisje op de eettafel en ga op een stoel zitten. Nog steeds heb ik het vreemde gevoel dat dit niet echt is, dat ik terecht ben gekomen in een nogal levendige droom. Ik, zwanger?

Er komt geluid uit de badkamer. Een kastje dat open en dicht wordt gedaan, het wegspoelen van water. Aron werkt vandaag niet. We trekken zo meteen de bergen in, op zoek naar een kolonie roofvogels in een vallei op een klein uur rijden hiervandaan. Aron is er vaker geweest. Volgens hem is het een magische plek, met een heldere beek waarin schildpadden zwemmen en met metershoge, bloeiende oleanders langs de oever. Er ligt al een plaid in de auto, wat brood en een stuk gedroogde ham. Op tafel staan een jerrycannetje water en een fles wijn.

Aron komt fluitend de kamer in gelopen en zet een gevulde rugzak op tafel. Hij draagt bergschoenen, een katoenen broek met zijzakken en aan zijn shirt hangt een zonnebril. De energie spat van hem af. ‘Ready to go, guapa?’

Ik knik.

Hij pikt meteen mijn gemoedstoestand op. ‘Is er iets?’

Ik knik nog eens.

Hij ziet de test liggen. De blik in zijn ogen verandert. Behoedzaam pakt hij het staafje op, alsof het elk moment uit elkaar kan spatten.

Ademloos kijk ik toe.

‘Veer?’

‘Ik had het morgen willen doen. Maar ik kon niet meer wachten, ik moest het weten.’

Aron staart gebiologeerd naar de test. Draait het ding tussen zijn vingers. ‘Is dit betrouwbaar?’

‘Volgens de bijsluiter wel.’

Hij beweegt nauwelijks, zijn donkere ogen gefixeerd op de blauwe puntjes. Ik zie de snelle ademhaling onder zijn T-shirt. ‘Dus het is zeker?’

‘Ja. Denk ik.’

Na een aantal seconden die wel uren lijken, kijkt hij op. Zijn ogen schitteren. ‘Ik kan het nauwelijks geloven.’

‘Ik ook niet.’

‘Je wilde geen kinderen,’ zegt hij zacht.

Mijn stem trilt. ‘Met jou durf ik het wel aan.’

Hij buigt zich over de tafel, pakt mijn handen vast en knijpt ze bijna fijn. ‘Je hoeft het niet alleen te doen,’ fluistert hij, en hij beroert met zijn lippen de knokkels van mijn vingers. ‘Ik ben hier en ik blijf altijd bij je. Bij jou en ons kind. Dat zweer ik je.’

Dan pas zie ik dat hij tranen in zijn ogen heeft.





9





In de woonkamer liggen twee koffers geopend op de vloer. Morgen is onze laatste dag in Ronda, de stad bij de honderdzestig meter diepe Tajo-kloof. We hebben het appartement al schoongemaakt – de verhuurder zal zijn huis een stuk schoner aantreffen dan hij het achterliet. In de afgelopen maand is de bedompte schimmellucht geleidelijk weggetrokken, om plaats te maken voor die van wasmiddel en geuren die opstijgen uit de tapasbars en ijssalons in de winkelstraat. Om op mijn manier afscheid te nemen van ons tijdelijke onderkomen heb ik foto’s gemaakt van Maria, de rozenkrans, het bed, en zelfs van het blauwbetegelde toiletje.

Buiten klinkt het straatrumoer op de Carrera de Espinel, hierbinnen is het stil. De radio en tv zijn de hele avond nog niet aan geweest. Ik hoor Aron zo nu en dan zuchten of gaan verzitten. Hij is verdiept in een vertaalklus. Nu rusten zijn voeten op de salontafel, zijn laptop zoemt zacht.

Ik ben aan de eettafel gaan zitten en surf rond op internet. Eerder vanavond heb ik me aangemeld op een forum waarop Nederlandse vrouwen praten over het verloop van hun zwangerschappen. Volgens de verloskundige van het Centro de Salud ben ik al veertien weken zwanger. Het vruchtje is helemaal af, het heeft handjes en voetjes en een gezichtje. Het meet nog maar negen centimeter en toch begint mijn buik dikker te worden. Aron is het ook opgevallen. Hij zegt dat alles aan mijn lichaam ronder wordt, voller, en dat ook mijn gezicht aan het veranderen is. Ik heb in de spiegel gekeken, maar ik zie geen verschil.

Ik schuif de stoel naar achteren en loop naar de keuken. Woel in het voorbijgaan door Arons haar. ‘Jij ook wat drinken?’

‘Doe maar cola.’ Hij brengt een hand omhoog, aait over mijn arm en gaat verder met zijn werk.

In het krappe keukentje pak ik glazen uit een kastje. Cola drink ik niet meer. Sinds ik weet dat ik zwanger ben beperk ik me tot water, thee, melk en vruchtensap. Hoewel de verloskundige – matrona in goed Spaans – heeft gezegd dat het heus geen kwaad kan om af en toe een tinto de verano te drinken, heb ik alcohol afgezworen. Ik ben veel te bang dat het misgaat. Als dat niet al is gebeurd: de eerste drie maanden van de zwangerschap zijn het belangrijkst, en juist in die periode heb ik relatief veel gedronken en stress gehad. Ik probeer er zo min mogelijk aan te denken. Over vijfenhalve maand zal ik het weten. Op 8 oktober, om precies te zijn.