Tachtig dagen rood(8)
‘Wil je dat ik vertrek?’
‘Nee, ik wil voor altijd bij je zijn. Maar dat werkt niet, voor ons allebei niet,’ zei hij prozaïsch. ‘Ik ga er zelf ook even tussenuit. Veertien dagen naar Venezuela op familiebezoek. Mijn vlucht vertrekt morgenochtend. Jij moet voor jezelf besluiten hoe je verder wilt.’
We vrijden die avond weer en later nog eens. Midden in de nacht, om drie uur, zoende hij me woest wakker en neukte me zo wild als hij nog nooit had gedaan. We lagen de uren voor zijn vertrek in elkaars armen, pratend en lachend als oude vrienden.
‘Kon het maar altijd zo zijn,’ zei ik terwijl hij zichzelf losmaakte uit de omhelzing van mijn ledematen en zich klaar begon te maken voor vertrek.
‘Ik geloof dat we nooit echt bij elkaar hebben gepast,’ zei hij. ‘Ik wilde het alleen niet toegeven. We doen de dingen graag op dezelfde manier…’
Ik keek hoe hij zich aankleedde, hij trok zijn gerafelde spijkerbroek meteen aan, zonder ondergoed. Zijn dikke, bruine haar hing over zijn gezicht terwijl hij zijn riem vastmaakte en de zilveren schedel die zijn gesp sierde, op zijn plaats drukte. Zijn spieren rolden heen en weer toen hij een strak wit t-shirt aantrok en zijn dikke bos borsthaar aan het zicht onttrok. Hij deed een zilveren ketting met een veervormige hanger, die ik vorig jaar kerst voor hem had gekocht, om zijn hals. Hij hield van kleren en dat maakte hem tot de makkelijkste man die ik kende om cadeautjes voor te kopen.
Ik sloeg mijn benen om zijn middel toen hij op de rand van het bed ging zitten om zijn slangenleren enkellaarzen met rode zolen aan te trekken.
‘Je kunt me niet voor eeuwig vast blijven houden,’ zei hij, ‘dan krijg ik mijn schoenen nooit aan.’
Buiten, bij de taxi die hij had besteld om hem naar het vliegveld te brengen, gaf hij me nog een lange zoen, hij omhelsde me tot de taxichauffeur ongeduldig werd.
‘Laat iets van je horen. Bel me.’
‘Doe ik,’ zei ik.
Ik keek hoe de taxi optrok en met Simón uit mijn leven verdween.
Ik sjokte het appartement weer in en ging aan de ontbijtbar zitten. Het boek van Dominik lag nog steeds midden op het werkblad. Ik pakte het op en bladerde er weer door, mijn blik gleed over de regels over het roodharige personage. Zij had duidelijk geen gebrek aan minnaars in Parijs. Dominik en ik hebben niet lang samengewoond. Qua huishouden pasten we totaal niet bij elkaar. Maar in seksueel opzicht waren we een perfect paar. En hoewel dat een belachelijke en verschrikkelijke reden leek om een relatie op te baseren, was dat misschien wel precies wie ik was. Je kunt proberen je ware aard te verloochenen, maar vroeg of laat moet je de confrontatie aangaan.
‘Voor S.
Voor altijd de jouwe.’
Ik vroeg me af of hij nog altijd aan me dacht. Was hij gewoon niet creatief genoeg om een verhaal te bedenken, had hij daarom zijn toevlucht gezocht tot een magertjes geromantiseerde biografie om het vrouwelijke personage neer te kunnen zetten? Of kon hij mij gewoon niet uit zijn hoofd krijgen, net zoals ik hem niet uit mijn gedachten kon zetten?
O, Dominik, hoe is het mogelijk dat je nog steeds grip op mijn leven hebt, twee jaar later en een oceaan verwijderd?
Ik liet mijn hoofd op mijn armen rusten en begon te huilen, de tranen vielen op de bladzijden. Ze werden snel geabsorbeerd en de pagina’s begonnen te rimpelen.
Een halfuur later pakte ik de telefoon en belde.
Ergens in Camden Town ging een telefoon over.
Chris nam op.
‘Jezus, Summer, zo spreken we elkaar eeuwen niet en dan bel je zomaar twee keer in een week?’
‘Ik kom naar Londen. Ik neem de eerstvolgende vlucht.’
‘Geweldig,’ zei hij en hij fleurde hoorbaar op. ‘Dan ben je mooi op tijd voor ons optreden. Misschien kan ik je zelfs het podium wel weer op praten.’
‘Zoals in de goede oude tijd?’
‘Beter,’ antwoordde hij. ‘Veel beter.’
2
De eenvoud van uitstel
‘en wat zijn jouw plannen vandaag?’ vroeg Lauralynn.
‘Uitstel, natuurlijk,’ antwoordde Dominik.
‘Nauwelijks verrassend dus…’
Ze dronk melk uit een hoog glas, staand, verzamelde haar spullen, klaar om te vertrekken voor een dag repeteren. Ze had haar cello gisteren in de repetitieruimte laten staan, zoals ze zo vaak deed. Het was een heel karwei om dat ding door Londen te zeulen met het openbaar vervoer, en het gebouw waar ze met haar medemuzikanten van het strijkkwartet repeteerde werd vierentwintig uur per dag beveiligd.
Haar zwarte leren laarzen kwamen helemaal tot haar knieën, de rest van haar lange benen was in een strakke spijkerbroek gehuld, ter hoogte van haar middel verdwenen ze in de plooien van een makkelijke, vormloze grijze trui. Ze leek in de verste verte niet op een klassiek muzikante en nog minder op een expert op het gebied van kamermuziek.