Reading Online Novel

Tachtig dagen rood(4)



‘Jouw vioolleraar…’ voegde ze eraan toe, de stilte opvullend.

‘Ik weet wie je bedoelt!’

Ik stond stokstijf stil en liet me door de ijskoude lucht omhullen als door een ijzeren deken.

Fran zweeg aan de andere kant van de lijn.

‘Wanneer? Wat is er gebeurd?’ vroeg ik uiteindelijk.

‘Dat is niet bekend. Ze hebben zijn lichaam in de rivier gevonden, waar zijn vrouw is gestorven.’

De vrouw van meneer Van der Vliet was overleden op de dag dat ik was geboren. Ze reed van Tauranga door de Karangahakekloof naar huis en haar auto was door de regen gaan slippen. Ze had een scherpe bocht verkeerd ingeschat en was op een vrachtwagen gebotst die uit de andere richting kwam. De bestuurder van de vrachtwagen mankeerde niets, had geen schrammetje, maar de auto van mevrouw Van der Vliet was over de kop gevlogen, van de verraderlijke weg geraakt en in de rivier geplonsd. Ze was verdronken voordat iemand bij haar had kunnen komen.

‘Wanneer?’ De woorden bleven als een pluk watten in mijn keel steken.

‘Bijna twee maanden geleden,’ fluisterde Fran. ‘We wilden het je niet vertellen. Waren bang dat je overstuur zou raken, niet zou kunnen optreden. Pa en ma wilden niet dat je alles zou laten vallen om naar de begrafenis te komen.’

‘Ik zou zijn gekomen.’

‘Dat weet ik. Maar wat maakt het uit? Hij was toch al dood, of je nu hier was of niet.’

Fran was, net zoals de meeste Nieuw-Zeelanders die ik kende, praktisch en pragmatisch. Maar haar harde logica voorkwam niet dat het voelde alsof mijn hart in de bankschroef zat geklemd.

Meneer Van der Vliet moest in de tachtig zijn geweest en ik denk niet dat hij ooit over de dood van zijn vrouw heen is gekomen. Maar stil en bescheiden was hij als een rots geweest in mijn jeugd. Zijn stem, nog steeds met een zwaar Nederlands accent ondanks het feit dat hij bijna zijn hele volwassen leven al in Nieuw-Zeeland woonde, was rustig, maar beslist als hij mijn greep op de strijkstok corrigeerde of me prees voor een succesvolle voordracht.

Ik keek de kunst van het vioolspel letterlijk van hem af. Hoe zijn lange, pijnlijk dunne lichaam tot leven kwam als hij sierlijk zijn instrument ter hand nam. Hij speelde alsof hij door een deur een andere plaats betrad, werd een heel andere man, zonder zijn gebruikelijke onhandigheid. Ik probeerde de manier waarop hij de muziek leek te leven na te bootsen en ontdekte algauw dat ik veel beter speelde als ik mijn ogen sloot en de muziek met mijn lichaam absorbeerde in plaats van de muziek van het blad af te lezen.

Meneer Van der Vliet was niet de reden dat ik met spelen was begonnen. Mijn vader was daar verantwoordelijk voor, hij en zijn vinylplaten. Maar Hendrik van der Vliet was wel de reden geweest dat ik bleef spelen. Hij leek aan de buitenkant zo streng, maar had een zacht trekje dat zo nu en dan naar boven kwam en ik had bijna mijn hele jeugd en tienerjaren geprobeerd zeldzame complimenten aan hem te ontlokken door te oefenen en te oefenen tot mijn vingers rauw waren.

‘Summer? Ben je daar nog? Gaat het?’

Haar woorden echoden in de verte.

‘Fran, ik bel je terug, oké?’

Ik drukte de telefoon uit en ritste hem weer in mijn broekzak zonder op antwoord te wachten.

Ik deed de oordopjes in mijn oren en draaide het volume open. ‘Fight Like a Girl’ van Emilie Autumn, meneer Van der Vliet zou het verschrikkelijk hebben gevonden. Hij had mij altijd in de richting van de klassieke muziek geduwd en was teleurgesteld toen ik met de muziekopleiding stopte en naar Londen verhuisde.

Voor mijn geestesoog zag ik beelden van zijn gezicht onder water. Had hij een ongeluk gehad? Een hartaanval, toevallig op de plaats waar zijn vrouw was verongelukt? Ik betwijfelde het. Meneer Van der Vliet was zelfs nog nooit verkouden geweest, ik kon niet geloven dat hij ziek was. Het moest opzet zijn geweest, maar hij leek mij ook geen type om te springen. Dat was te impulsief. Hij zou voor een definitieve manier kiezen, waarbij hij zelf de controle had over elk moment van zijn heengaan. Hij zou het water in zijn gelopen.

Het speelde zich als een film voor mijn ogen af. Hij droeg vast zijn zondagse kleren. Waarschijnlijk het pak dat hij had gedragen bij het concert in de aula van de middelbare school van Te Aroha, toen ik een paar jaar geleden langskwam op mijn solotournee door Australië en Nieuw-Zeeland. Een wit overhemd met een donker, olijfgroen vest, broek en jasje. Hij leek net een sprinkhaan en moest zijn ledematen ongemakkelijk opvouwen zodat hij paste in de kleine, houten stoelen die in de aula waren gezet. Zijn huid zo dun als papier, ritselend als een blad aan een boom.

Hij zou gewoon het water in zijn gelopen en zich hebben ontspannen. Waarschijnlijk laat in de avond of vroeg in de ochtend, voordat de rivier zich vulde met vakantiegangers, wandelaars en kinderen die met hun opblaasbare banden op de stroom wilden varen die helemaal naar Paeroa liep, waar de Ohinemuririvier in de Waihou uitliep.