Tachtig dagen rood(207)
Viggo zat aan een sneetje geroosterd brood te peuzelen, toen ze binnenkwamen. Hij wierp een blik op hen en floot goedkeurend.
‘Wauw, onze tortelduifjes! Welkom, jongelui, op deze wederom zonnige dag.’
Hij droeg ook geen shirt. Zijn magere, onbehaarde bovenlijf was spierwit.
‘Koffie?’
‘Lekker.’
‘Vers gezet om jullie een plezier te doen.’ Met een theatraal gebaar wees hij op het glimmende apparaat met stalen onderdelen dat op het granieten aanrecht torende. Bij nasa zou het niet hebben misstaan.
Terwijl Summer en Dominik koffie tapten, stond Viggo plotseling op, nadat hij een weemoedige blik op Summers blote onderlijf had geworpen. Hij liep de keuken uit.
‘Wacht op me, jongelui. Ik heb een verrassing voor jullie.’
Tien minuten later kwam hij terug, met een lijstje in zijn handen, dat hij met een buiging aan Summer overhandigde, terwijl Dominik toekeek.
‘Bij wijze van verontschuldiging. Een geschenk. In de hoop dat je me zult vergeven.’
In de lijst zat een schets, in zwart-wit. Behoorlijk oud, zo te zien.
In de linkerbovenhoek van de afbeelding stond een tekening van een balletdanseres en haar mannelijke partner. Alleen hun lichamen waren te zien, de hoofden waren afgesneden langs de rand van de prent. Verder naar rechts waren de hals van een viool en een strijkstok en het gezicht van een man met een pruik en een deftige hoed op afgebeeld. In het onderste gedeelte waren een paar rokende fabrieksschoorstenen en zeilboten geschetst, in nauwelijks aangezette lijnen.
‘Wat is het?’ vroeg Summer.
‘Het is van Degas,’ zei Viggo. ‘Het heet Programme pour une soirée artistique. Het is vrij zeldzaam. Omdat er een viool op staat, dacht ik dat het iets voor jou zou zijn. Het is een origineel, geen kopie…’
‘Ik weet niet wat ik moet zeggen,’ zei Summer.
‘Je moet me één ding beloven,’ zei Viggo.
‘Wat?’
‘Laat het niet aan iedereen zien. Alleen aan mensen die je kunt vertrouwen.’
‘Bedoel je dat het is gestolen?’ vroeg Dominik.
‘Ja,’ gaf Viggo toe met een sluw lachje. ‘Het wordt al jaren vermist. Een lang verhaal, maar op een gegeven moment kreeg ik het in bezit. Soms loopt het gewoon zo. Hoe dan ook, na wat ik jou heb aangedaan, vond ik dat jij er meer recht op hebt dan ik.’
Daarom waren sommige voorwerpen uit zijn collectie in de kluis opgeborgen, dacht Dominik bij zichzelf. Die waren allemaal gestolen.
‘Dank je, Viggo. Wij zullen het als een schat bewaren. Dat beloof ik je,’ zei Summer.
‘Is nu alles vergeven?’ vroeg Viggo.
Dominik kreeg haar antwoord niet meer mee. Hij hoorde nog maar één ding: dat ze ‘wij’ had gezegd.
13
De wind zal ons meevoeren
verhuizen kostte me veel meer tijd dan noodzakelijk.
Ik had die morgen met Susan, mijn agent en in feite ook mijn manager, in een karakterloze Starbucks bij station Victoria gezeten. We hadden mijn toekomstplannen besproken. Zij was gevestigd in de vs, maar was plotseling in Londen opgedoken. Ze was boos en bezorgd, omdat ik een paar keer te vaak niet op haar e-mails had gereageerd.
Ik was te laat komen aanzetten. In zijn huis in Hampstead had ik me van Dominik los moeten rukken. Ik had geen minuut van de tijd met hem willen verspillen. De hele ochtend hadden we op ongeveer dezelfde manier doorgebracht als de avond daarvoor, en de dag daarvoor en de dag daar weer voor. Verstrengeld in elkaars armen, neukend tot we niet meer konden. Af en toe waren we rustig aan het vrijen, hij vol genegenheid en tederheid en ik zielstevreden, blij dat ik daar lag, onder hem. Dan wenste ik dat ik de tijd stil kon zetten en mijn hele leven zo kon doorbrengen. Stil luisterde ik naar zijn diepe, schorre lach, keek hem in de ogen en wachtte op het moment dat zijn blik van zacht en warm in hard en wreed zou veranderen en hij de pols zou grijpen die hij kort daarvoor liefdevol had gestreeld en me aan het bed zou vastpinnen, schunnige dingen in mijn oor fluisterend.
Beelden van ons tweeën tussen de lakens spookten door mijn hoofd, terwijl ik de kleren die binnen handbereik lagen aanschoot en naar de metro rende. Susan zat vast al op me te wachten.
Ze zag er precies zo uit als de laatste keer dat ik haar had gezien – onberispelijk gekleed. Of ze nu een avondje ging stappen of koffie ging drinken met een klant, Susan zag er altijd zakelijk uit. Haar hemdjurk had een goede snit en een zeegroene tint, die afstak tegen haar roodbruine haar. Om haar hals droeg ze een gouden schakelketting van Chanel. Ze was verdiept in haar telefoon, haar vingers vlogen even snel over de toetsen als die van een pianist.
‘Lekker uitgeslapen?’ vroeg ze een tikje scherp toen ik me op de barkruk naast haar hees. Ze had al koffie voor me besteld. Die was koud, maar ik dronk hem toch op.