Reading Online Novel

Tachtig dagen rood(16)



‘Snel verdiend,’ vervolgde Lauralynn. ‘Je hoort mij niet klagen. Het grootste deel van de dag lees ik tijdschriften en ik word per uur betaald. En jij? Lukt het een beetje met het nieuwe boek?’

Dominik had al tijden niet meer naar het nummer van The Beatles geluisterd en wist even niet zeker of er wel een cello in voorkwam. Was het geen strijkkwartet?

‘Niet zo,’ gaf hij toe. Zijn gedachten waren ineens ergens anders, hij neuriede de melodie van ‘Eleanor Rigby’ in zichzelf.

Lauralynn zette de lege koffiemokken in de gootsteen en spoelde ze om voordat ze ze in de afwasmachine zette.

‘Als je niet weet waarover je wilt schrijven, misschien moet ik dan eens kijken. Misschien kan ik helpen?’ zei ze.

‘Hmm…’ Dominik veinsde interesse.

‘Ik vind de Parijse roman goed,’ zei ze nog. ‘Heel goed. En dat zeg ik niet alleen omdat wij maatjes zijn, hoor.’

Hij had nog niets bruikbaars dat hij haar kon laten zien. Onvolledige scènes, magere beschrijvingen van willekeurige personages, omschrijvingen van plaatsen en voorwerpen, banale seksscènes tussen anonieme helden waar hij zich als auteur niet eens mee kon identificeren. Een mooi zootje, hij wist het. Alsof hij de routekaart voor het boek kwijt was, de trein waar het mee reisde nog lang niet aankwam.

‘Joehoe?’

Lauralynn keek naar hem terwijl hij daar maar wat stond, zijn gedachten ergens anders.

‘Kappen.’

‘Sorry. Ik was aan het dagdromen.’

‘Over het boek?’

‘Ik denk het. Ja.’

‘Je zou me erover kunnen vertellen, over het verhaal dat je wilt schrijven. Misschien kun je je dan beter concentreren.’

Dominik onderdrukte een opkomende golf van irritatie. Ze was musicus. Ze wist hoe ze moest interpreteren, niet creëren. Wat dacht ze wel niet? Toen besefte hij hoe oneerlijk hij tegen haar was. Ze wilde hem alleen helpen.

‘Ik heb geen verhaal. Een kapstok om de personages, de plaatsen aan op te hangen,’ bekende hij. ‘Het lukt gewoon niet. Alles wat ik bedenk, is afgezaagd, al honderden keren gedaan en ongetwijfeld beter. Ik heb er een harde dobber aan. Aan het bedenken van een verhaallijn,’ zei hij.

‘De verhaallijn?’ herhaalde ze met grote ogen alsof de enorme omvang van zijn onvermogen nu pas tot haar doordrong.

‘Ja,’ zuchtte hij.

Hij werd gered door de bel van de voordeur. Door het keukenraam zag hij de rode bestelbus van het postkantoor – het was de postbode met een pakje. Vast nog meer boeken die hij had besteld voor zijn onsamenhangende onderzoek.

‘Ik ga wel.’

Hij haastte zich de trap af en tekende voor het pakje, nam niet eens de moeite de bezorger aan te kijken toen hij het lichtgewicht pakje overhandigde. Een reisgids over het nachtleven in Berlijn en een roman die zich daar afspeelde in de jaren zestig, die hij nog maar een week geleden impulsief met een muisklik aan had geschaft toen hij met het idee speelde om zijn nieuwe roman in de Duitse hoofdstad af te laten spelen. Het was, zoals hij de volgende dag besefte, een dom idee; niet alleen was hij nog nooit in Berlijn geweest, hij sprak geen woord Duits.

Hij zette de bruine kartonnen doos op de grond naast de modderige sportschoenen die hij had uitgeschopt en laten staan toen hij de vorige dag was teruggekomen van the Heath.

De grote, zware cellokoffer van Lauralynn stond in de hoek van de hal, versierd met etiketten, aandenkens aan verblijven in binnen-en buitenlandse hotels, backstagepasjes en souvenirs die ze ijverig op het oppervlak had geplakt.

Een van de etiketten liet los, zag hij, reclame voor de charmes van het Royal e Golf Grand Hotel in Courmayeur. Waar lag dat? Zwitserland of Italië, dacht hij. Wanneer was Lauralynn daar dan geweest? Het was een skioord en had waarschijnlijk maar een klein muziekwereldje. Hij zou het haar eens vragen.

Zijn nieuwsgierigheid was gewekt, hij bleef naar de vele etiketten staren die de cellokoffer sierden.

Ideeën komen uit het niets. Zonder enige aanleiding. Ze worden je zomaar in de schoot geworpen en hebben lak aan logica of gezond verstand.

Het was alsof alles op zijn plaats viel.

Het instrument. Zijn reizen. Het verhaal achter al die stickers, hotellabels, plakplaatjes en de gerafelde resten van bagagelabels van luchtvaartmaatschappijen.

Hij had zijn verhaal.

Het verhaal dat hem steeds was ontschoten. Alsof hij al die tijd blind was geweest, het vanzelfsprekende had genegeerd.

Het hoefde niet over personages te gaan.

In de Parijse roman had hij over een plaatsvervangende, denkbeeldige versie van Summer geschreven. Over een verleden waarin ze geen muzikante was, geen viool had.

Nu kon hij over haar instrument schrijven. Het instrument dat hij voor haar had gekocht.

De viool.

Het verhaal van een viool.

3

Het is maar rock-’n-roll