Stoner(27)
In de zitkamer staarde hij naar de kaarsen die boven de resten van hun maaltijd flakkerden. Ertussen stond de fles champagne, nog meer dan halfvol. Hij schonk wat wijn in een glas en proefde. Hij was warm en zoet geworden.
Toen hij terugkeerde, lag Edith in bed, de dekens tot haar kin opgetrokken, haar gezicht omhooggericht, haar ogen gesloten, een lichte frons op haar voorhoofd. Stil, alsof ze sliep, kleedde Stoner zich uit en stapte naast haar in bed. Even bleef hij liggen, met al zijn verlangens, die iets onpersoonlijks waren geworden dat alleen aan hemzelf toebehoorde. Hij sprak Edith aan alsof hij een toevlucht zocht voor wat hij voelde. Ze gaf geen antwoord. Hij legde zijn hand op haar en voelde onder de dunne stof van haar nachtjapon het vlees waarnaar hij had gehunkerd. Hij bewoog zijn hand over haar heen. Ze verroerde zich niet. Haar frons plooide zich nog verder. Weer sprak hij, sprak in de stilte haar naam uit. Vervolgens bewoog hij, met vertederende onhandigheid, zijn lichaam boven op haar. Toen hij de zachtheid van haar dijen aanraakte, draaide zij haar hoofd ver opzij en tilde haar arm op om haar ogen af te dekken. Ze maakte geen geluid.
Na afloop ging hij naast haar liggen en richtte zich in de stilte van zijn liefde tot haar. Nu waren haar ogen open en ze staarden hem vanuit de schaduw aan. Haar gezicht was onbewogen. Plotseling wierp ze de dekens van zich af en beende vlug naar het toilet. Hij zag het licht aan gaan en hoorde haar luid en hartverscheurend kokhalzen. Hij riep haar en liep de kamer door. De deur van het toilet zat op slot. Hij riep haar opnieuw. Ze reageerde niet. Hij keerde terug naar het bed en wachtte op haar. Nadat het een poosje stil was geweest, ging het licht van het toilet weer uit en de deur ging open. Edith kwam naar buiten en wandelde stijfjes naar het bed.
‘Het was de champagne,’ zei ze. ‘Ik had dat tweede glas niet moeten nemen.’
Ze trok de dekens over zich heen en keerde zich van hem af. Even later werd haar ademhaling regelmatig en lag ze diep te slapen.
V
Twee dagen eerder dan gepland keerden ze terug naar Columbia. Onrustig en gespannen door hun afzondering was het alsof ze samen opgesloten zaten. Edith zei dat ze hoognodig naar Columbia moesten terugkeren, zodat William zijn colleges kon voorbereiden en zij kon beginnen met het inrichten van hun nieuwe appartement. Stoner stemde er meteen mee in – en dacht dat alles beter zou worden als ze eenmaal een plek voor zichzelf hadden, in de buurt van mensen die ze kenden en in een vertrouwde omgeving. Die middag pakten ze hun spullen bij elkaar en diezelfde avond zaten ze in de trein naar Columbia.
In de gehaaste vage dagen voorafgaand aan hun trouwen had Stoner op vijf straten lopen van de universiteit een leegstaand appartement gevonden op de tweede verdieping van een oud, op een loods lijkend pand. Het was donker en kaal, met een kleine slaapkamer, een kleine keuken en een enorme woonkamer met hoge ramen. Ooit had er een kunstenaar gewoond, een docent aan de universiteit, die niet al te netjes was geweest. De brede planken van de donkere vloer zaten vol felgekleurde gele, blauwe en rode vlekken, en de muren waren besmeurd met verf en viezigheid. Stoner vond het een romantische en gerieflijke woning, en oordeelde dat het een goede plek was om een nieuw leven te beginnen.
Edith betrok het appartement alsof het een vijand was die overwonnen moest worden. Hoewel ze niet gewend was aan lichamelijke arbeid, schraapte ze de meeste verf van de vloeren en muren, en boende het vuil weg dat in haar beleving overal zat. Ze had de blaren op haar handen staan en haar gezicht begon te tekenen, met donkere ingevallen holten onder haar ogen. Toen Stoner haar probeerde te helpen, reageerde ze koppig; haar lippen verstijfden en ze schudde haar hoofd. Hij moest zijn tijd gebruiken om te studeren, zei ze; dit was háár werk. Toen hij haar toch bleef helpen, werd ze bijna nors; ze meende dat ze werd vernederd. Verbluft en hulpeloos stopte hij en keek toe, terwijl Edith, onverbiddelijk en stuntelig de glimmende vloeren en muren bleef schrobben, gordijnen naaide en deze scheef voor de hoge ramen bevestigde, de door hen opgescharrelde tweedehands meubelen repareerde, verfde en nogmaals verfde. Hoe onhandig ook, ze ging met een zwijgende en intense woestheid te werk, zodat ze, tegen de tijd dat William na afloop van zijn werk aan de universiteit thuiskwam, uitgeput was. Met haar laatste krachten bereidde ze een avondmaal, at een paar happen, waarna ze mompelend in de slaapkamer verdween en in coma in bed bleef liggen tot William de volgende ochtend alweer naar zijn colleges was vertrokken.
Binnen een maand wist hij dat dit huwelijk een mislukking was. En binnen een jaar gaf hij de hoop op dat het beter zou worden. Hij leerde de stilte kennen en drong zijn liefde niet op. Als hij tegen haar sprak en haar liefdevol aanraakte, draaide ze zich van hem af, werd in zichzelf gekeerd en zweeg, lijdzaam, om zich in de daaropvolgende dagen nog meer uit te putten dan voorheen. Vanuit een onuitgesproken stijfkoppigheid die ze allebei hadden, deelden ze hetzelfde bed. Soms, ’s nachts, in haar slaap, kroop ze zonder het te weten tegen hem aan. En dan kon het gebeuren dat hij zich ondanks zichzelf overgaf aan zijn liefde en op haar kroop. Als ze voldoende wakker werd, verstrakte en verstijfde ze, draaide haar hoofd met een bekend gebaar opzij en duwde het in een kussen, terwijl ze de ontering onderging. Op zulke momenten voerde Stoner zijn liefdesdaad zo snel mogelijk uit, haatte hij zichzelf vanwege zijn haast en had hij spijt van zijn passie. Een heel enkele keer bleef ze half slapen. Dan was ze passief en mompelde ze wat soezerige woorden; of dat nu was uit protest of verbazing wist hij niet. Hij begon uit te zien naar die zeldzame en onvoorspelbare momenten, want in haar slaapverdoofde berusting kon hij doen alsof er op hem werd gereageerd.