Reading Online Novel

Stoner(13)



‘Ik?’ zei Stoner, en hij zei nogmaals, ongelovig: ‘Ik?’

Finch lachte. ‘Natuurlijk. Iedereen schrijft zich in. Ik sprak Dave net – hij komt ook mee.’

Stoner schudde zijn hoofd alsof hij verdoofd was. ‘Dave Masters?’

‘Natuurlijk. Die ouwe Dave zegt soms rare dingen, maar als het menens wordt, is hij net als alle anderen. Hij doet zijn plicht. Net zoals jij, Bill.’ Finch stompte hem tegen zijn arm. ‘Net zoals jij.’

Even zweeg Stoner. ‘Ik heb er niet over nagedacht,’ zei hij. ‘Het lijkt allemaal zo snel te zijn gegaan. Ik moet er met Sloane over spreken. Je hoort nog van me.’

‘Natuurlijk,’ zei Finch. ‘Jij doet je plicht.’ Zijn stem klonk emotioneel. ‘We zitten allemaal in hetzelfde schuitje, Bill. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje.’

Waarna Stoner bij Finch wegliep, maar hij ging niet naar Archer Sloane. In plaats daarvan keek hij de campus rond en informeerde naar David Masters. Hij trof hem in een van de studiecellen van de bibliotheek, alleen, trekkend aan zijn pijp, starend naar een stapel boeken.

Stoner ging tegenover hem zitten aan de werktafel van de studiecel. Toen hij hem naar zijn beslissing vroeg om het leger in te gaan, zei Masters: ‘Natuurlijk, waarom niet?’

En toen Stoner hem vroeg waarom, zei Masters: ‘Je kent me vrij goed, Bill. Die Duitsers kunnen me geen donder schelen. En als het erop aankomt, geef ik ook geen donder om de Amerikanen, denk ik.’ Hij klopte de as van zijn pijp op de vloer en verspreidde die met zijn voeten. ‘Ik geloof dat ik het doe omdat het niet uitmaakt of ik het doe of niet. En het kon weleens aardig zijn om nog een keertje iets van de wereld te zien voordat ik me terugtrek onder degenen die in afzondering leven en langzaam uitdoven, zoals dat ons allemaal te wachten staat.’

Hoewel hij het niet begreep, knikte Stoner en accepteerde wat Masters hem vertelde. Hij zei: ‘Gordon wil dat ik net als jij in dienst ga.’

Masters glimlachte. ‘Gordon voelt voor het eerst in zijn leven de kracht van de deugdzaamheid. En uiteraard wil hij dat de rest van de wereld daarin meegaat, zodat hij erin kan blijven geloven. Natuurlijk. Waarom niet? Doe met ons mee. Het zou je goed kunnen doen om te zien hoe de wereld eruitziet.’ Hij zweeg even en keek Stoner aandachtig aan. ‘Maar als je het doet, doe het dan in ’s hemelsnaam niet voor God, het vaderland of die goeie ouwe universiteit van Missouri. Doe het voor jezelf.’

Stoner wachtte even. Toen zei hij: ‘Ik zal het er met Sloane over hebben en dan hoor je van me.’

Hij wist niet wat hij van Sloane moest verwachten. Toch was hij verbaasd toen hij hem in zijn smalle met boeken overladen kamer opzocht en hem vertelde over wat nog niet helemaal zijn beslissing was.

Sloane, die tegenover hem altijd een wat afstandelijke en hoffelijk ironische houding had aangenomen, schoot uit zijn slof. Zijn lange, smalle gezicht kleurde rood, en de lijnen aan beide kanten van zijn mond verdiepten zich van woede. Hij kwam half overeind uit zijn stoel en boog richting Stoner, zijn handen tot vuisten gebald. Toen nam hij weer plaats, ontspande zijn vuisten welbewust en legde zijn handen op zijn bureau voor zich neer. Zijn vingers trilden, maar zijn stem klonk kalm en scherp.

‘Ik hoop dat u me vergeeft dat ik plotseling zo fel reageer. Maar de afgelopen dagen ben ik bijna een derde deel van de vakgroep kwijtgeraakt, en ik heb weinig hoop dat ik ze kan vervangen. Ik ben niet boos op u, maar...’ Hij keerde zich af van Stoner en keek omhoog naar het hoge raam aan de andere kant van zijn kamer. Zijn gezicht werd scherp uitgelicht, waardoor de rimpels werden geaccentueerd en de wallen onder zijn ogen zich verdiepten, zodat hij even oud en ziek leek. ‘Ik ben in 1860 geboren, kort voor de burgeroorlog. Ik kan me er niks van herinneren, uiteraard. Daar was ik te jong voor. Ik kan me mijn vader evenmin herinneren. Hij werd in het eerste jaar van de oorlog gedood, bij de Slag bij Shiloh.’ Hij wierp een korte blik op Stoner. ‘Maar ik doorzie wat eruit is voortgekomen. Een oorlog doodt niet alleen een paar duizend mannen, of een paar honderdduizend mannen. Hij doodt iets in een volk dat nooit meer tot leven kan worden gewekt. En als een volk genoeg oorlogen meemaakt, zal binnen de kortste keren alleen het beest nog over zijn, het wezen dat wij – u en ik en anderen zoals wij – vanuit het slijk hebben opgevoed.’ Hij zweeg lange tijd, waarna hij dunnetjes glimlachte. ‘Je moet de geleerde niet vragen om datgene te vernietigen waar hij zijn leven aan heeft gewijd.’

Stoner schraapte zijn keel en zei bedeesd: ‘Alles lijkt zo snel te zijn gegaan. Op een of andere manier had ik er, totdat ik er met Finch en Masters over sprak, geen moment bij stilgestaan. Nog steeds komt het me allemaal heel onwezenlijk voor.’