Reading Online Novel

Spoor(75)



Als ik klaar ben, draait hij zijn hoofd af en staart de nacht in. ‘Ze heeft zoveel potentie,’ zegt hij tegen zichzelf.

Hij pakt het cognacglas, rolt het tussen zijn handen, neemt een slokje, en rolt het weer, diep in gedachten.

Hij zet zijn voilà-grijns op.

‘Ik denk...’

Hij haalt zijn hand over zijn haar en kijkt me aan. ‘Ik denk dat ik weet wat ze smokkelde.’





42


De gemiddelde mens zou door oefening en ervaring in staat moeten zijn een redelijke spoorzoeker te worden, maar echte uitblinkers hebben waarschijnlijk een aangeboren gave.

– De kunst van het spoorzoeken: Leren spoorzoeken



Hij zwijgt even om het dramatische effect te verhogen voordat hij begint.

‘Het is een gok, maar ik ben er vrij zeker van... Laat me het hele verhaal vertellen.’

Hij zegt dat het, net als alles in Zimbabwe tegenwoordig, een beetje een circus was. Twee wildopzichters van het Chizarira National Park zijn twee jaar geleden betrapt met tweeëntwintig olifantenslagtanden. Er was een heftige internationale reactie vanuit de groene gelederen, maar pas toen een toerismeboycot de enige overblijvende bron van buitenlandse valuta begon te bedreigen, kwam de regering-Mugabe in actie. Hun strategie om de boel te sussen was instemmen met de olifantentelling waarop het wwf had aangedrongen. Die organisatie had Ehrlichmann benaderd vanwege zijn achtergrond, en Vlo van Jaarsveld maakte deel uit van een team van meer dan dertig mensen die in april hun kamp hadden opgeslagen in het nationaal park.

Ze was hem pas echt opgevallen nadat ze de andere drie spoorzoekers volkomen in de schaduw had gesteld. ‘Ze was fenomenaal, ik heb nog nooit zoiets gezien. Dat zesde zintuig... En de kennis, de gedetailleerde kennis van het veld en de dieren, insecten, vogels, noem maar op. Dus ik begon haar in de gaten te houden. Zoals jullie weten is ze een lust voor het oog...’ zei hij met een glimlach vol oudemannennostalgie.

Ze deed haar werk heel gedreven, van zonsopgang tot zonsondergang. ’s Avonds ging ze afwisselend bij de verschillende groeperingen zitten: de mensen van het wwf, de wildopzichters, de vrijwilligers, de arbeiders en de helpers. Op een avond zat ze aan tafel met Ehrlichmann en twee enthousiaste jonge dierenartsen, een Nederlander en een Oostenrijker. Het gesprek ging over het verdoven van olifanten, en de twee Europeanen zaten vol grote theorieën en boekengeleerdheid. Vlo legde ze met één woord het zwijgen op: ‘Bullshit.’ En begon ze toen pinnig en tot in detail te vertellen hoe het er in Afrika aan toegaat.

‘Dus ik dacht natuurlijk dat ze dierenarts was. Ik vroeg haar of ze in Onderstepoort had gestudeerd. “Nee,” zei ze, ze had drie jaar met Douw Grobler gewerkt. Douw was vroeger hoofd van de afdeling die het wild ving in het Krugerpark, waarschijnlijk de beste die er is. Maar dan nog, om zoveel grondige kennis in je op te nemen... Het is een slimme meid. Maar ik dwaal af...’

‘Zeg je nu dat ze geen dierenarts is?’

‘Dat is ze niet. Maar ze kon die twee mannen aan. Op elk vlak. En van het transport van wilde dieren wist ze veel meer. Daarom heb ik haar gebeld toen de twee neushoorns voor Diederik een optie werden.’

Ik hoor het bijna niet, omdat ik nog na zit te denken over het valse beroep van Vlo. ‘Je bent veearts,’ had Swannie vol respect tegen haar gezegd toen we de neushoorns inlaadden. Haar antwoord waren grote medische woorden, ‘anemie’ en ‘gastro-intestinale ziekten’. Een fraaie manier van liegen. En dan dringt het tot me door wat Ehrlichmann tegen me heeft gezegd.

‘Je hebt haar gebeld? Hoe heb je contact met haar opgenomen?’

‘Ze heeft na de telling bij bijna iedereen haar kaartje achtergelaten. Ik heb haar op haar mobiel gebeld.’

‘Heb je dat kaartje nog?’

‘Natuurlijk. Ik zal het voor je opzoeken. Maar laat me eerst vertellen wat er volgens mij is gebeurd. En dan kun je je eigen conclusies trekken. De eerste week was ik diep onder de indruk van de manier waarop ze met iedereen optrok, heel nadrukkelijk, met enorm veel flair en charme. Na een tijdje kwam ik erachter dat er een systeem zat in die sociale omgang, want ze begon bepaalde mensen totaal te negeren, of zelfs af te wijzen, en haar aandacht volledig op anderen te richten.’

Het was voor hem niet moeilijk om te zien wat haar doel was: de mensen met wie ze steeds meer tijd doorbracht, waren mensen die voor haar van nut konden zijn. Misschien iemand die in de toekomst van haar diensten gebruik zou kunnen maken, of anders minstens als opstapje naar andere, belangrijkere figuren kon dienen. Maar het eigenaardigste was de allerlaatste avond met het afscheidsfeest in Kaswiswi-kamp nummer één.

‘We hadden een enorme barbecue, veel drank, zo’n typische vip-bushparty, want er was een aantal mensen van de regering per helikopter ingevlogen: de minister van Milieu en Toerisme, zijn drie hoogste ambtenaren, het hoofd Parken, de plaatselijke chef van het Wereldnatuurfonds...’