Spoor(67)
‘Het punt is, ze zei dat ze een relatie heeft, ze wilde niet dat...’
‘De vriendin jou zag?’
‘Ja, oom,’ met een opluchting die ik begrijp.
‘Laatste vraag. Wat had ze bij zich?’
‘Jinne, ik... Tassen, twee tassen, een rode en een gele.’
‘Waar is de dokterstas gebleven?’
‘Jinne, dat is een goede vraag.’
‘En die gele tas? Hoe groot was die?’
‘Oom?’
‘Die gele tas. Groter dan de rode?’
Het duurt even voordat het kwartje valt, maar ondanks zijn verliefdheid en het gebrek aan slaap dringt het tot hem door: ‘Fo-ok,’ zegt hij zacht. ‘Die gele. Die had ze niet... Bij oom Wickus had ze alleen de rode en de dokterstas.’ En dan, ineens bezorgd: ‘Zit ze in de nesten, oom?’
‘Hoe groot was die gele tas?’
‘Zo... Hoe zal ik zeggen, ongeveer zo groot als een vlies.’
‘Een vlies?’
‘Ja, oom, de wol van één schaap.’
Ik probeer me dat voor te stellen. ‘Hoe zwaar was die tas?’
‘Wat heeft ze gedaan, oom?’
‘Het is een lang verhaal, Lourens. Als ik erachter ben, zal ik het vertellen. Hoe zwaar was die tas?’
‘Ik weet het niet, oom, ze heeft hem zelf ingeladen en uitgeladen, toen ik wilde helpen zei ze dat ze een sterk meisje was.’
‘Heb je haar nummer?’ Het zekere voor het onzekere.
Weer een aarzeling. ‘Oom...’
‘Ik zal niet tegen haar zeggen van wie ik het heb gekregen,’ terwijl ik in de keukenla naar pen en papier zoek.
Hij geeft het nummer. Ik laat het hem herhalen. Dan vraagt hij: ‘Oom, alstublieft, wat is er aan de hand?’
‘Ik weet het echt niet, Lourens. Ik ga proberen erachter te komen. Baie dankie. En ik beloof dat ik geen woord zal verklappen.’
‘Dank u.’ Met oprechte opluchting. En dan: ‘Ik was het bijna vergeten. Ze zei dat ik iets tegen u moest zeggen...’
‘O?’
‘Ze zei: “Als Lemmer iets zoekt, zeg dan maar dat ik het heb.”’
Ik toets Vlo’s nummer en bel.
‘The number you have dialed does not exist...’
Geen grote verrassing.
Als Lemmer iets zoekt, zeg dan maar dat ik het heb. Dat is een boodschap. En die betekent: Laat me met rust of...
Het is een risico dat ik zal moeten nemen.
Als ik weer in bed stap, vraag ik me af of ze echt een geweten heeft. Ze heeft met Lourens gespeeld, de hele weg. De overval was voor haar een bonus.
Heeft ze geweten dat een man die de dood in de ogen ziet, nog ontvankelijker zal zijn voor de belofte van seks?
Ik zal haar krijgen.
38
Spoorzoeken vereist verdeling van de aandacht, de focus moet heen en weer gaan tussen piepkleine details van het spoor en het algehele patroon van de omgeving.
– De kunst van het spoorzoeken: Principes van het spoorzoeken
Lotter landt om drie minuten voor halftien, trekt het vliegtuig tot naast mijn Ranger, doet de koepel open en roept: ‘Howzit, Lemmer, goeie timing, wat jij? Jeez, wat is er met je gezicht gebeurd?’
‘Ik ben tegen een deur aangelopen.’
‘Je weet dat die dingen een klink hebben...’
En dan, vlak voordat we vertrekken: ‘Moet je horen, we hebben nog geen clearance voor Zim airspace, Martina faxt die door naar je boerenvriend, als we hem krijgen. En ik heb een vluchtplan voor Lanseria ingediend, dat is het beste wat ik kon krijgen op zo’n korte termijn.’
‘Wie is Martina?’
‘Mijn vrouw.’
Een uur nadat we zijn opgestegen, mijn misselijkheid onder controle dankzij die ene geroosterde boterham voor het ontbijt en mijn ogen die voortdurend de Karoo beneden en de horizon voor ons in de gaten houden, vraag ik Lotter waarom hij toen geen vrijwaring had om op Musina te landen.
‘Die had ik wel.’
Ik vertel hem wat Napoleon, de beveiligingsman, na mijn aankomst me vertelde.
‘Een security guy?’ vraagt hij oprecht verbijsterd. En dan voegt hij er hoopvol aan toe: ‘Je maakt een grapje.’
Ik geef geen antwoord.
‘Ik heb ze de clearance en de indemnity gefaxt, de avond voordat we vlogen. Wat nog niet zo makkelijk was, die gemeente is hopeloos, het heeft me een halfuur gekost om de nummers van ze los te krijgen, en toen heb ik het opgegeven. Gelukkig heeft een buddy van me de air race bij Tzaneen gedaan, en hij kon me het nummer geven, maar toen antwoordde Em Ee Zet niet, die gaan zeker vrijdag om halfvijf dicht.’
‘Em Ee Zet?’
‘Mike Echo Zulu. Dat is de faa-code van Musina airport.’ En dan verontwaardigd: ‘Wat is dit, Lemmer?’
Mijn leugendetector is niet onfeilbaar, maar ik vermoed dat Lotter de waarheid spreekt. Alle tekenen zijn er.
Ik besluit hetzelfde te doen. Ik vertel hem over onze reis met de neushoorns, en laat niets weg, zelfs niet mijn achterdocht over zijn betrokkenheid, en mijn twijfel over Diederiks eerlijkheid. Hij denkt er een tijdje over na, en dan lacht hij, eerst uit ongeloof, en dan omdat hij het doorheeft.