Spoor(130)
Lukas is bij haar, trekt haar overeind, duwt de handtas in haar handen, grijpt de rugzak, zwaait hem over zijn schouder, pakt de canvas tas en duikt het struikgewas in. ‘Blijf vlak bij me.’
Ze drukt haar tas tegen haar lichaam.
Schoten klinken, ze hoort de kogels fluiten, kijkt om, kan niets zien, alleen struikgewas, kijkt voor zich, Lukas die als een slang over het zand onder de takken door glijdt.
Ze duikt hem achterna.
74
‘Er wordt geschoten, ik herhaal, er wordt geschoten, het is een hot zone.’ Mazibuko’s stem klinkt hoog en opgewonden door de radio.
‘Schieten ze op jullie?’ vraagt Quinn.
‘Negative, we zijn bij het hek, geen visueel contact, gaan nu naar binnen...’
Het gedreun van de motor van het militaire voertuig vult de Operations Room.
‘Twee slachtoffers, midden op de weg, twee kleurlingen.’
‘Shit,’ zegt Quinn.
‘Mensen van Terror,’ zegt Janina, die nu naast hem staat.
Schoten over de ether, weinig indrukwekkend, als klappertjes.
‘Liggen onder vuur,’ zegt Mazibuko. ‘Gevechtsopstelling...’
Janina Mentz pakt de microfoon van Quinn. ‘Ik wil die laptop, Tiger. En intact.’
‘Roger. Out.’
Ze horen hoe het schieten heviger wordt als ze halverwege het duin zijn, onzichtbaar onder de struiken en bomen. Lukas is vlak voor haar, ze ziet zijn schoenzolen, hij ligt opeens stil en luistert naar het geknetter, over en weer.
‘Christus,’ zegt hij en hij kijkt achterom naar haar. ‘Alles goed?’
‘Ja.’ Haar stem klinkt vreemd en trillerig. ‘Ja,’ probeert ze weer, wat beslister, en dat geeft haar een soort houvast, een bewustzijn dat door de angst en de schrik heen dringt. Dus zo voelt dat, levensgevaar.
Hij kijkt weer voor zich en gaat sneller vooruit, en Milla glijdt achter hem aan, met bloederige schrammen op haar handen en armen.
Doodse stilte in de Operations Room, de minuten tikken voorbij.
Dan vult de ruimte zich met ruis. Een golf van klanken. Mazibuko’s stem, opgewonden: ‘Nummer 27 veiliggesteld, we hebben een gewonde, zeven van die ettertjes onschadelijk gemaakt, vijf dood, twee gewond, één ernstig, het zijn fucking tieners, Quinn, gekleurde jongens met semiautomatische wapens. We hebben een laptop, helemaal aan flarden, geen spoor van Becker en de vrouw, maar ze moeten hier kortgeleden zijn geweest, er staat een restje eten, er liggen kleren, een mobiel. Ik denk dat ze de achterdeur uit zijn gegaan, we verzekeren het hele complex nu, over.’
‘De computer,’ zegt Mentz. ‘Ik wil weten hoe erg die beschadigd is. Maar haal eerst Raj hierheen.’
Ze ziet hoe Becker op de kruin van het duin rechtop gaat staan en de omgeving afspeurt. Hij ziet rechts iets.
‘Daar,’ zegt hij op gedempte toon.
Ze staat op en kijkt dezelfde kant uit. Tussen de takken door kan ze het winkelcentrum vijfhonderd meter naar het zuiden zien, het grote rood-met-witte logo van ShopRite hoog tegen de muur. En daaronder een zandpad dat als een spierwitte slang langs de helling het duin af kronkelt.
Hij grijpt haar arm en kijkt haar strak aan.
Ze probeert te glimlachen. ‘Ik ben er klaar voor,’ zegt ze.
Hij aarzelt nog even en knikt dan. ‘We zullen moeten rennen.’ Hij draait zich om en gaat het duin af, zigzaggend door de struiken.
‘Er zijn drie negenmillimeterpatronen doorheen gejaagd,’ zegt majoor Mazibuko.
‘Kun je zien of de harde schijf is geraakt?’ vraagt Rajhev Rajkumar.
‘Ik weet niet...’
‘Die is iets van zes of zeven centimeter bij vier of vijf, het grootste ding dat je erin ziet zitten.’
‘Glimmend metalen omhulsel?’
‘Ja.’
‘Yebo. Die is geraakt.’
‘Shit. Helemaal door en door?’
‘Nee, zo’n beetje aan de voorkant, waar de draadjes bij elkaar komen, alleen komen die niet meer bij elkaar.’
‘Is dat alles? Alleen de draadjes weg?’
‘Nee, hij is ook een beetje verbogen. Het omhulsel.’
‘Alleen aan de voorkant?’
‘Yebo.’
Rajkumar kijkt op naar Mentz. ‘Misschien,’ zegt hij, ‘als we geluk hebben.’
‘Zeg dat hij hem hier moet brengen.’
Ze rennen langs de hele lengte van de muur van het winkelcentrum, tot aan een grote, brede straat die ervoor langs loopt. Becker gaat zitten, legt de canvas tas neer, en dan het wapen dat hij in zijn hand heeft. Hij ritst de tas open. Milla kan zien dat er nog meer wapens in zitten, twee grote automatische geweren en Lukas’ pistool.
Hij haalt het pistool eruit, steekt het achter zijn rug in zijn riem en ritst de tas dicht.
Dan loert hij om de hoek van de muur.
‘We gaan nu rustig lopen. We hebben niet veel tijd.’ Hij steekt zijn linkerhand naar haar uit.