Reading Online Novel

Spoor(127)



‘Mijn man?’

‘Bij wijze van spreken.’ Hij geeft Masilo het dossier. ‘Dit hebben we een uur geleden van de fbi gekregen. Blijkt dat Lukas Becker een smokkelaar is. Van antieke en historische kunstvoorwerpen.’

Burzynski gaat zitten en trekt zijn laptop naar zich toe. ‘Ik werk draadloos en met mijn eigen mobiel, als jullie het niet erg vinden. Niet dat ik jullie niet vertrouw, natuurlijk, standaardprocedure...’ Hij wijst naar de mappen. ‘Zoals jullie zien heeft de fbi in 2004 een dossier over Becker aangelegd, nadat hij was ontslagen door een professor in de archeologie van de universiteit van Pennsylvania tijdens opgravingen in Turkije. Ze hadden hem betrapt met een tweeduizend jaar oude hanger die een kapitaal waard was. De professor stuurde hem onmiddellijk de laan uit, en omdat hij het niet aan de Turkse autoriteiten wilde melden, uit angst zijn vergunning om opgravingen te doen kwijt te raken, belde hij de fbi. Hij vertelde dat er nog meer voorwerpen vermist waren, maar die konden ze niet met Becker in verband brengen. Toen het Bureau naar Beckers verleden ging kijken, ontdekten ze dat hij al eerder bij opgravingen verdacht was geweest, maar niemand had bewijzen.’

‘En toen ging hij naar Irak.’

‘Precies. Hij moet hebben geweten dat hij geen kans maakte om ooit nog in de archeologie te werken. Dus nam hij dienst bij Xe Services om Iraakse bemanningen te trainen voor patrouilles op de Tigris. Die loopt helemaal door tot de Perzische Golf, een snelweg naar de smokkelaarshemel. Een maand geleden is Interpol begonnen met het ontmantelen van een enorm syndicaat dat handelt in antieke kunstvoorwerpen, te beginnen bij de musea in Bagdad, met pijplijnen naar New York en Amsterdam. Antieke Perzische voorwerpen, kunst, sieraden, noem maar op. Op de een of andere manier is er info gelekt, en loste het netwerk al heel snel op. En jullie man Becker nam pardoes ontslag bij Xe Services en boekte de eerste vlucht naar huis, via Londen...’

‘Aha...’ zegt Tau Masilo.

‘Maar er is nog iets. Toen Interpol en de militaire politie van de VS een aantal van de smokkelaars die ze hadden opgepakt gingen ondervragen, kregen ze te horen dat Becker ervandoor was gegaan met een aardig bedrag dat aan de bazen van het syndicaat behoorde. In pond sterling. En het syndicaat schijnt jullie man op het spoor te zijn gekomen in Johannesburg, waar hij een zielig verhaal ophing over een autokaping en een verloren kapitaal. Hij schijnt zes weken te hebben om ze terug te betalen, anders maken ze hem af.’

‘Jeso.’

‘Jeso, absoluut,’ zegt Bruno Burzynski. ‘Laten we dan nu extremisten gaan vangen, nu alle misverstanden uit de weg zijn.’



‘Meneer,’ zegt een andere operator, ‘ik heb Jarryd January aan de telefoon, hij zegt dat het dringend is.’

‘Verbind hem door.’ Hij wacht tot het lampje flikkert en neemt op. ‘Heb je nieuws?’

‘Mijn informant bij de Restless Ravens heeft net gebeld. Hij zegt dat iemand aan Terror Baadjies en zijn maatjes heeft laten weten dat de Golf gezien is.’

‘In Blouberg?’

‘Ja.’ Verbaasd.

‘Waar precies?’

‘Die man reed het winkelcentrum Eden on the Bay uit. Ze waren te laat om hem te volgen. Maar nu zitten ze allemaal achter hem aan, elke gangsta op de Vlakte.’

Quinn vloekt bijna onhoorbaar. Hij richt zich tot Mentz. ‘Mevrouw, ik wil de Reactie-eenheid nú naar Blouberg hebben.’

‘Doe maar.’



Helemaal onder aan het fbi-rapport vindt Masilo een alinea die hem onmiddellijk naar de telefoon doet grijpen om de dependance van de Operations Room van Mentz te bellen.

‘Mentz.’

‘Becker werkt voor zichzelf. Smokkelaar van antieke kunst, ik heb hier een dossier van de fbi, een rapport van Interpol, maar zeg tegen Quinn dat hij drie schuilnamen heeft, alle drie met een vervalst paspoort.’

‘Zeg het maar.’

‘John Andreas, Dennis Faber...’

‘Zijn ouders.’

‘Sorry?’

‘Het zijn varianten op de namen van zijn ouders.’

‘O... Ja... De laatste is Marcus Smithfield.’

‘Ik zeg het tegen Quinn. Nog ander nieuws?’

‘Nog niets.’



Ze had Lukas aan de telefoon gevraagd waar hij wapens ging halen. Er had voor het eerst ergernis doorgeklonken in zijn stem, ongeduld met haar, alsof ze een lastig kind was. ‘Jissis, Milla, vijf jaar in Irak, dan leer je mensen kennen.’ En toen had hij er kortaf, haastig aan toegevoegd: ‘Ik moet gaan, ik zie je zo snel mogelijk.’

Ze is eerst in een leunstoel neergezakt, gekwetst, ze vroeg het alleen maar, ze wilde het alleen maar weten, hij hoefde niet zo tegen haar uit te vallen. Haar zelfbeklag gaat de strijd aan met een zoeken naar begrip voor zijn toon, verontwaardiging en de drang om weg te lopen tegenover het besef dat ze niet naar haar appartement terug wil, ze weet dat ze op haar wachten, de mensen die haar hebben afgeluisterd, die haar hele leven in haar dagboeken hebben bestudeerd, ze wil ze nooit meer zien.