Spoor(133)
‘Laten we dan gaan zoeken.’
Ze rijden in stilte verder, met alleen het suizen van de wind door de voorruit en het open achterraampje. Eerst over de R27 naar het noorden, dan rechtsaf bij de verkeerslichten in Melkbos, naar de N7.
Milla staart naar de korenvelden in het halfdonker. Ze is leeg, alle emotie is weg. Na de uitbarsting heeft ze een soort rust, een kleine, harde kern van verontwaardiging en vastberadenheid gevonden. Met haar hoofd van Lukas afgewend, kalm en beslist om duidelijk verstaanbaar te zijn boven het lawaai van de wind, zegt ze: ‘Het schip komt vroeger aan.’
Hij reageert langzaam. ‘Nee, Milla...’
‘Er kwam nog een e-mail voor Osman. Ik had mijn mobiel aan zijn computer gekoppeld. Ik weet ook wat ze invoeren.’
‘Wat?’
Ze speelt haar troefkaart uit. ‘Ik ga mee.’
‘Nee.’
Ze staart hem alleen maar aan.
Hij wordt boos. ‘Heb je het gezien? Ze hebben op ons geschoten.’
‘Je hebt niet het recht om over mijn leven te beslissen. Dat heeft geen enkele man.’
‘Christus, Milla...’
‘Je mag me niet buitensluiten.’
‘Wanneer komt het schip aan?’
Ze negeert hem.
Hij rijdt een hele tijd zwijgend door. Dan zegt hij: ‘Oké.’
‘Zeg het.’
‘Je gaat mee.’
‘Ik hoor je niet.’
‘Je gaat mee. We gaan het geld halen.’
‘Op je erewoord?’
‘Ja.’
Ze wacht tot hij haar aankijkt en peilt of hij oprecht is. ‘Vannacht nog. Twee uur. Aankomst van The Madeleine en Haidar nu 24 uur eerder, om 2.00 uur (gmt+2). Op dezelfde plek, dezelfde coördinaten. Ik weet alleen niet wat opbc betekent.’
‘Ik ook niet. Wat voeren ze in?’
‘Ik denk dat het wapens zijn. Raketten. Uit Pakistan.’
Rajkumar draait de beschadigde harde schijf om en om en kijkt bedenkelijk. ‘Misschien,’ zegt hij. ‘Maar het gaat tijd kosten.’
‘Hoeveel tijd?’ vraagt Mentz.
‘Vijf, zes uur...’
‘Dat kan makkelijk. We hebben ongeveer achtenveertig uur voordat The Madeleine aankomt. En misschien vinden we haar voordat je klaar bent.’
76
Hij vraagt haar voor het eerst om raad bij de kruising met de N7. Hij zoekt een achterweggetje naar Parow of Goodwood. Hij betrekt haar bij zijn uitleg: ze moeten de auto zien te dumpen op een nietszeggende plek en dan de stad in gaan.
Ze wijst hem hoe hij via Philadelphia Road kan rijden.
‘Wat voor wapens heb je?’
‘Geweren.’
‘Wat voor soort?’
Haar beslistheid ontlokt hem een halve glimlach die meteen weer weg is. ‘Het kleintje is een Heckler & Koch ump, dat is een afkorting voor “Universale Maschinenpistole”, want het is een Duits bedrijf. Deze is omgebouwd voor .45 acp-patronen, niet de gewone negen millimeter. acp staat voor Automatic Colt Pistol, die hebben meer stopkracht dan de negens. De andere twee zijn AK’s, een 4B en een 2A, ik wilde er maar een, maar ze verkochten ze als één pakket.’
‘Ze?’
‘Nigerianen. In Parklands.’
‘Hoeveel kostte dat?’
‘De H&K was duur. Vierduizend. De AK’s waren zeven vijftig voor twee. Inclusief munitie.’
‘Zevenhonderdvijftig rand voor twee AK’s.’
‘Ik had ze voor vijfhonderd kunnen krijgen als ik niet zo’n haast had gehad.’
‘Wat gebeurt er nadat we de auto hebben gedumpt?’
Om 19.37 uur komt het nieuws van de Nissan Sentra, gestolen bij het winkelcentrum Eden on the Bay.
In de Operations Room, voor het grote team, reageert Janina Mentz met stoïcijnse zelfbeheersing; een hoofdknikje, een verzoek om uitbreiding van de zoektocht naar het voertuig.
Om 20.14 uur belt de operator naar Quinn. ‘Ik sta hier op de brug van The Trident, dat is een hektrawler van United Fisheries, die ligt vanaf 13 september in het Robinson Graving-dok bij het Waterfront voor een volledige opknapbeurt. Op 16 september is er ingebroken en is alle elektronica eruit gestolen: radio’s, computers, navigatie, alles.’
‘Uitstekend. Heb je de ais-identiteit?’
‘Nee, die zullen we bij de mensen van United zelf moeten halen, hier is alleen iemand van het onderhoudsbedrijf. Hij heeft me nummers gegeven, maar het is zaterdagavond, er is niemand op kantoor.’
‘Geef me de nummers,’ zegt Quinn terwijl hij haastig naar Janina Mentz loopt.
Ze laten de Nissan Sentra achter in de Dinglestraat in Vasco, voor een kerk, en lopen naar de minibustaxi’s bij het station, twee straten verderop. Hij draagt de rugzak en de wapentas, zij alleen haar handtas. Hij houdt haar hand vast.
Ze rijden met negen gekleurde passagiers door de Voortrekkerstraat, de Albertstraat en de Strandstraat. De sfeer is aanvankelijk bedrukt door hun aanwezigheid, nieuwsgierige, schichtige arbeidersogen gaan naar Milla’s vuile blouse en geschramde armen, Beckers schouder. Tot een van de mannen vraagt: ‘Ruig weekendje gehad, bro?’ en Lukas grinnikt en knikt, en Milla lacht. Dan komen de geintjes en speculaties en verhalen los, en pas als ze bij de halte uitstappen, zegt een vrouw ernstig: ‘Het ga jullie goed.’