Spanning en champagne(21)
‘Alvast een fles Bollinger kopen om het te vieren is niet eraan werken.’ Ernstig keek hij haar aan. ‘Geef me de sleutels.’
Haar hart miste een slag. ‘Wie denk je dat je bent?’
Hij maakte zich iets breder. ‘Geef me die sleutels of ik bel de politie en geef je aan.’
Ze snakte naar adem vanwege de onmiskenbare dreiging in zijn toon. ‘Je gaat me toch zeker niet verklikken?’
‘Wou je het uittesten?’
Ze kneep zo hard in de sleutels dat ze ze in haar huid voelde duwen.
‘Geef.’
Haar neusvleugels bewogen op en neer terwijl ze de sleutels met kracht op zijn uitgestrekte palm legde.
Hij ging rechtop staan en draaide zich om, haalde de auto van het slot en ging achter het stuur zitten met een duivelse grijns op zijn gezicht. ‘Ik heb altijd al eens in zo’n auto willen zitten. Mag ik naar huis rijden?’ Hij sloot het portier en draaide het raampje naar beneden.
Kwaad keek ze toe hoe hij volledig op zijn gemak achter het stuur van haar blauwe Ford Zephyr uit 1954 zat. ‘Hoe zit het met jouw auto?’ Hij had een peperdure flitsende sportcabrio, die een paar auto’s achter die van haar stond te blikkeren in het zonlicht.
Hij haalde de sleutels uit zijn zak en gooide die naar haar toe. ‘Rij jij daar maar in.’
Van schrik liet ze de sleutels op de grond vallen. ‘Echt niet.’ Ze bukte om de sleutels op te rapen en zette haar gebalde vuisten tegen haar zij.
‘Waarom niet?’
Zijn lach verwarmde al die delen in haar die steeds tot leven kwamen in zijn aanwezigheid. Ze kon niet voorkomen dat ze begon te smelten. ‘Omdat die tachtig keer zoveel waard is als die van mij,’ zei ze, wanhopig trachtend boos op hem te blijven. ‘Als ik daarin rijd, ben je niet verzekerd en ik kan het me niet veroorloven de rekening te betalen als er een deuk komt in jouw schatje.’
Naar achteren leunend in zijn stoel zei hij zelfvoldaan: ‘Brave Hendrika.’
‘Goed, en stel dat ik dat ben?’
‘Dan blijf je dat.’ Zijn ogen schitterden terwijl hij uitstapte en de autosleutels aan haar teruggaf. ‘Weet je, je moet echt je rijbewijs halen,’ zei hij minzaam. ‘Op een dag word je gesnapt. Als je wordt veroordeeld, loop je het risico dat je geen visum krijgt voor Amerika. Dan kun je daar niet meer heen reizen, mocht je dat van plan zijn.’
Daar had ze nog niet aan gedacht. ‘Kan dat gebeuren?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Geen idee. Misschien.’
Ze schoof langs hem heen en stapte in haar auto.
‘Je kunt maar beter voorzichtig rijden…’ Zijn stem stierf weg terwijl hij zich naar haar toe boog en sluw mompelde: ‘Tenzij je wilt dat ik rijd?’
O, hij kon het flirten niet laten. Nou, wat hij kon, kon zij beter. Fladderend met haar wimpers keek ze naar hem op. ‘Gabe, je weet dat ik wil dat jij rijdt,’ kirde ze. ‘Alleen niet in mijn auto.’
Luid grinnikend sloot hij het portier. Toen reikte hij door het open raampje en streek zacht met zijn knokkels over haar kaak. ‘Blijf werken aan die vrijpostigheid, dan word je op een dag een volleerde kleine feeks.’
Boos keek ze hem aan en startte de motor. ‘Je kunt maar beter opzij gaan, want het besturen van dit beest is soms een beetje lastig. Ik wil natuurlijk niemand over zijn tenen rijden.’
Hij volgde haar naar huis en zat haar zo op te jutten door vlak achter haar te rijden, dat ze een paar keer verkeerd schakelde. Telkens als ze in de achteruitkijkspiegel keek, zag ze hem grijnzen. Eenmaal thuis stapte ze uit om de zware oude garagedeur open te doen, terwijl hij zijn auto op straat parkeerde. Ze zette de auto in de garage en liet de garagedeur voor hem openstaan. Even later liep hij naar binnen en sloot de poort met een ergerniswekkend gemak.
‘Wat heb je een hoop spullen,’ merkte hij op, kijkend naar de kartonnen dozen die hoog opgestapeld stonden tegen de wanden.
‘Ja, maar gelukkig heb ik wel alles uitgezocht.’ Vol ongenoegen keek ze naar de dozen. ‘Ik weet eigenlijk niet goed wat ik ermee moet doen. Ik wil niet alles houden, maar als ik iets wegdoe, is het voor altijd verdwenen.’ De herinneringen, de verhalen, hun levens. Ze had alles nauwgezet doorgenomen, maar de antwoorden die ze zocht, had ze niet gevonden. ‘Hetzelfde geldt voor de meubels.’ Ze zuchtte en liep naar de deur die naar de tuin leidde. ‘Ik heb een paar dingen weggedaan, maar je hebt gezien wat er boven allemaal staat opgestapeld.’
‘Heb je verder geen familie die er misschien iets van wil?’ vroeg hij, terwijl hij haar volgde.
‘Nee. Mijn moeder was enig kind en ik ook.’ Geen tantes en ooms, geen neven en nichten. Ze was de enige die over was van haar kleine familie.
‘Hoe zit het met je vader?’